3VM spelling 3

Nederlands
spelling blok 3
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
spelling blok 3

Slide 1 - Diapositive

Programma
Samenstellingen
Meeste of meesten

Slide 2 - Diapositive

Maak een samenstelling:
lieveling + zanger

Slide 3 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
reus + trots

Slide 4 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
spin + web

Slide 5 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
kraal + ketting

Slide 6 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
opgave + formulier

Slide 7 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
opgave + formulier

Slide 8 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
slaging + percentage

Slide 9 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
peper + duur

Slide 10 - Question ouverte

Maak een samenstelling:
zon + bank

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

Tussenletters -en-

kort samengevat


Het eerste woord heeft altijd een meervoud op -en.


Bijvoorbeeld:

krantenbezorger - kippensoep - rozengeur

Slide 13 - Diapositive

Tussenletter -e-

kort samengevat


Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is.

Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.

Het eerste woord heeft meervoud op -en én op -s.


Bijvoorbeeld:

Koninginnedag - apetrots- secondewijzer

Slide 14 - Diapositive

Tussenletter -s-

kort samengevat


De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

meningsverschil - varkensstal / varkensvlees

Slide 15 - Diapositive

Meeste of meesten
Wat is het verschil?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Regels --> alle - allen?

1. Schrijf geen -n achter deze woorden als er een zelfstandig naamwoord achter staat.


2. Schrijf geen -n als dit soort woorden niet naar mensen verwijst.

3. Schrijf wel een -n als dit soort woorden verwijst naar mensen en zelfstandig in de zin staat.

Slide 18 - Diapositive

We gingen met zijn (...) naar de bioscoop.
A
alle
B
allen

Slide 19 - Quiz

(...) cursisten maken nooit hun huiswerk.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 20 - Quiz

Katten zijn leuk. (...) vind ik vervelend
A
Weinige
B
Weinigen

Slide 21 - Quiz

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...) erg goed in taal.
A
beide
B
beiden

Slide 22 - Quiz

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn (...) mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 23 - Quiz