geslacht znw en keuzevoorzetsels

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

H3
Montag, den 25. März 2024

Slide 2 - Diapositive

Was werdet ihr heute machen?
Wat gaan jullie vandaag doen?

  • Herhaling keuzevoorzetsels
  • Aufgaben "versterk jezelf" (opdrachten)

Slide 3 - Diapositive

Grammatik B

Keuzevoorzetsels

3e of 4e naamval

Slide 4 - Diapositive

an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen
aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
3e naamval: rust/toestand (zich bevinden, ergens zijn)
                        vragen: NL: waar?        D:wo? 
Wo bist du? --> Ich bin in der Schule

4e naamval: beweging van A-B/richting (ergens komen)
                        vragen: NL: waarheen?      D: wohin?
Wohin gehst du? --> Ich gehe in die Schule

Bv.:  
  • Auf dem Tisch steht eine schöne Vase.
  • Er fuhr den Wagen in die Garage.

Slide 5 - Diapositive

3e naamval
1. sein (zijn)
2. sitzen (zitten)
3. stehen (staan)
4. liegen (liggen)
5. hängen (hangen)
1. gehen (gaan/lopen)
   fahren (gaan/rijden)
2. sich setzen (gaan zitten)
3. stellen (zetten)
    sich stellen (gaan staan)
4. legen (leggen)
    sich legen (gaan liggen)
5. hängen ((iets) ophangen)
4e naamval

Slide 6 - Diapositive

Was weißt du noch?

Über:
de keuzevoorzetsels 3e/4e naamval

 Fragen


Slide 7 - Diapositive

Vor unserer Schule liegt ein Fußballstadion.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 8 - Quiz

Morgen fahren wir an den Strand.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 9 - Quiz

Die Lampe hängt an der Decke

A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 10 - Quiz

Ich hänge das Poster über die Tür.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 11 - Quiz

Er steht neben seinem Vater.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 12 - Quiz

Das Postamt liegt neben der Kirche.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 13 - Quiz

 Aufgaben machen
opdrachten maken
Kapitel 4 versterk jezelf maken:           
ga naar de methodesite --> Kapirtel 4 --> rechterkant "versterk jezelf"
  • geslacht zelfstandig naamwoord 
  •  verbuigen woordjes uit der- en ein-groep
  •  verbuigen woordjes uit der- en ein-groep



An die Arbeit!

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive