Herhaalles 5, 6, 7

Herhalingsles S.05, S.06 en S.07
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles S.05, S.06 en S.07

Slide 1 - Diapositive

Onderwerpen

S.05 Slagaderverkalking
S.06 CVA
S.07 Dementie

Slide 2 - Diapositive

S.05 Slagaderverkalking

Slide 3 - Diapositive

1
2
3
4
Lokale ontstekingsreactie
Er ontstaat slagaderverkalking
Scheurtjes in bloedvat door zwakte vat en hoge bloeddruk
Cholesterol en kalk plakken erin vast

Slide 4 - Question de remorquage

Wanneer maakt het lichaam collateralen aan en wat is de functie?

Slide 5 - Question ouverte

Benoem oorzaken van slagaderverkalking

Slide 6 - Diapositive

Hoe noemen we het als weefsel afsterft?
A
Ischemie
B
Necrose
C
Trombose
D
Embolie

Slide 7 - Quiz

Wat is het verschil tussen trombose en een embolie?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe noemen we de klachten bij vernauwing in de kransslagaders?
A
Etalagebenen
B
Hartinfarct
C
Angina pectoris
D
DVT

Slide 9 - Quiz

Stel er schiet een embolie uit de linkerboezem: Wat veroorzaakt dit vaak?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is een abnormale verwijding van een bloedvat?
A
Aneurysma
B
Infarct
C
Collaps
D
Dissectie

Slide 11 - Quiz

S1.06 CVA

Slide 12 - Diapositive

Wat is het grote verschil tussen een TIA en een CVA?

Slide 13 - Question ouverte

Na een CVA heeft iemand uitvalsverschijnselen
Rechts
Links
Afasie
Parese links
Apraxie
Neglect

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat komt vaker voor? Een hersenbloeding of een herseninfarct?
A
Hersenbloeding
B
Herseninfarct

Slide 17 - Quiz

Waar staat FAST voor?

Slide 18 - Question ouverte

Welke aandoening(en) kan/kunnen zorgen voor een CVA?
A
Hoge bloeddruk
B
Boezemfibrilleren?
C
Hoge bloeddruk en boezemfibrilleren
D
Allebei niet

Slide 19 - Quiz

1. Persevereren
a. Niet aan normen en waarden houden
2. Decorumverlies
b. Gaten opvullen met verzinsels
3. Agnosie
c. Moeite met uitvoeren van handelingen
4. Apraxie
d. Halfzijdige gezichtsvelduitval
5. Hemianopsie
e. blijven herhalen
6. Confabuleren
f. Niet herkennen van zintuigelijke waarneming

Slide 20 - Diapositive

Wat wordt er bij trombolyse gedaan?
A
Met een operatie wordt een bloeding weggehaald
B
Er wordt voorkomen dat er een embolie ontstaat
C
Er worden stollingsmiddelen gegeven
D
Met medicijnen wordt een stolsel opgelost

Slide 21 - Quiz

S1.07 Dementie

Slide 22 - Diapositive

Waardoor ontstaat er schade bij vasculaire dementie?

Slide 23 - Question ouverte

Welk type dementie heeft veel verschijnselen van Parkinson?
A
Alzheimer
B
Lewy Body dementie
C
Korsakov
D
Vasculaire dementie

Slide 24 - Quiz

Frontotemporale dementie uit zich vooral in:
A
Taalproblemen
B
Veranderend gedrag
C
Taalproblemen en veranderend gedrag
D
Geen van beide

Slide 25 - Quiz

Naast alcoholmisbruik is er een andere belangrijke oorzaak van Korsakov
A
Tekort aan vitamine C
B
Tekort aan vitamine D
C
Tekort aan vitamine B1
D
Tekort aan vitamine K

Slide 26 - Quiz

Hoe is het verloop van vasculaire dementie doorgaans?
A
Stapsgewijze achteruitgang
B
Geleidelijke achteruitgang
C
Zeer snelle achteruitgang

Slide 27 - Quiz