2h h3 en h4 wwspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoord-spelling

Hoofdstuk 3 & 4

PV TT, PV VT, VD, BN

Je leert

De spelling van:

• Persoonsvorm     tegenwoordige tijd (herh.)
• Persoonsvorm verleden tijd
• Voltooid deelwoord
• Bijvoeglijk naamwoord

Tip: screenshot
Windows+shift+S 

Herhaling pv tt:
Ik ___ (worden) morgen 18 jaar oud.

Herhaling pv tt:
Denises broer ___ (vinden) deze film stom.

Herhaling pv tt:
___ (melden) jij ons even aan?

Herhaling pv tt:
Het vliegtuig ___ (landen) om 15.00 uur.

Weet jij het ezelsbruggetje voor pv tt nog?

Persoonsvorm verleden tijd

Stap 1: Sterk (verandert van klank in vt) of zwak (verandert         
               niet)?       bijv.: worden, werken

Stap 2: Sterk = schrijf het zoals je het hoort, zo kort mogelijk.
                t-klank? Maak langer.
                Zwak? --> Stap 3.

Stap 3: Onderwerp = enkelvoud / meervoud? 
Enkelvoud -> ik-vorm + de/te        meervoud -> ik-vorm + den/ten

Pv vt:
Hij ____ (wedden) op het goede paard.

Pv vt:
Wij ___ (wachten) wel een uur op jou.

Pv vt:
De leerlingen ___ (fietsen) samen naar school.

Pv vt
De kustwacht ___ (redden) een drenkeling.

Voltooid deelwoord

Stap 1: Sterk of zwak?
    Sterk? VD eindigt          altijd op -en
    Zwak? --> Stap 2

Stap 2: ge/be/ver/ont/... + ik-vorm + d/t

Laatste letter bepalen? Kijk naar de vt. 

bijna

Voorbeeld:

Lopen -> liep -> gelopen

Werken -> werkte -> gewerkt.

Zij hebben de hele dag met de blokken ___ (spelen).

Heb jij wel eens water uit een rivier ___ (drinken)?

Ik was voor de bruiloft ___ (uitnodigen).

De muur van de kamer was mooi ___ (verven).

Ezelsbruggetje vervolg

Als je koken invult, hoor je ook of het een PV VT of een VD is:

Hoor ik kookt? --> PV TT: -T achteraan.

Hoor ik kookte? --> PV VT: langer maken.

Hoor ik gekookt? --> VD: langer maken.

Hij verhuis__ naar Amsterdam. (kookt, dus pv tt, dus +T)

Hij is naar Amsterdam verhuis__.  (gekookt, dus VD, dus +D)

Nog ééntje:
Het ___ (gebeuren) bijna nooit dat er niets van ___ (worden) ___ (zeggen).

Bijvoeglijk naamwoord (BN)

Bijvoeglijke naamwoorden schrijven we zo kort mogelijk.

De lege fles. De natte paraplu.

zwak VD -> BN: schrijf het zo kort mogelijk, met achteraan -de / te. Géén N.    De gevluchte man. De geredde man.

sterk VD -> BN: Als vd eindigt op -en, dan bn ook -en.
De gelopen afstand.

De ___ (verpotten) plant.

De ___ (dragen) pet.

De ___ (verbreden) weg.

Als het goed is...

Ken je nu de spelling van:

• pv tt
• pv vt
• vd
• bn

Noem minstens één ding dat je vandaag hebt geleerd.

Ik denk dat ik na deze uitleg goed aan de slag kan.

😒🙁😐🙂😃

En nu zelf!

Huiswerk:
Opdracht 1 t/m 5 van spelling werkwoorden blz. 126/127.

Dit mag online