Les 4

Kalani
Jaeda
Jort
Martin
Noortje
Iris
Jan
Finley
Lisa
Lynne
Matz
Mike
Daan
Milan
Sara
Eva
Donny
Steeff
        bord
M2B
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Kalani
Jaeda
Jort
Martin
Noortje
Iris
Jan
Finley
Lisa
Lynne
Matz
Mike
Daan
Milan
Sara
Eva
Donny
Steeff
        bord
M2B

Slide 1 - Diapositive

Bellinay
Jalisa
Regillio
Tygo
Bregje
Sophie
Teun 
Mees
Sulaiman
Zoë
Farah
Jens
Lars
Dylan
Quinty
May
Marieke
Gijs
Shane
Joey
Lewis
Amina
Stijn
Twan
Tymek
        bord
M2E

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk deze les
Doornemen paragraaf 4.3
Maken de opdrachten van deze paragraaf
opdracht 35 t/m 49
Telefoons
Kauwgom in de prullenbak

Slide 3 - Diapositive





  • We kijken het gemaakte werk na
  • Ik bespreek de volgende paragraaf
  • Je gaat aan de slag met het huiswerk
  • We sluiten de les af met een korte herhaling van paragraaf 1 + 2
Deze les

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 35
Nieuwe telefoon: eigen antwoord.

Opdracht 36
Technologische ontwikkelingen die jouw leven een stuk leuker of makkelijker maken: bijvoorbeeld afstandbediening, oortjes, elektrische fiets

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 37 
a) geld opnemen bij de bank: naar binnen gaan, of buiten pinnen.
b) bij pinnen wordt meer gebruik gemaakt van technologische ontwikkelingen.
c) bij pinnen zijn er ook minder personeelskosten



Slide 6 - Diapositive

Opdracht 38
a) juist: door technologie kan er sneller (en dus meer) geproduceerd worden
b) onjuist: technologische ontwikkelingen zijn al veel eerder begonnen
c) juist: ons leven verandert steeds door vernieuwde technologie
d) onjuist: de consument profiteert ook enorm van technologische ontwikkelingen




Slide 7 - Diapositive

Opdracht 39
Elke docent heeft een laptop, in elk domein zijn laptopkars, magister heeft een klassenboek vervangen.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 40
Gevolg van mechanisatie en automatisering:
A
C

Opdracht 41
1) mechanisatie
2) automatisering
3) beiden

met evenveel werknemers kun je meer produceren
er zijn minder werknemers nodig om evenveel te produceren

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 42
a) 8 uur werken: elk uur heeft 12 keer 5 minuten,
dus 8 x 12 = 96 flessen
b) nu 8 x 12 x 100 = 9.600 flessen
c) het is toegenomen door de machine

Opdracht 43
De arbeidsproductiviteit stijgt bij C: met drie mensen minder blijft de productie nog steeds gelijk.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 44
a) als er een goede arbeidsverdeling is, werken de mensen sneller (ze doen het immers vaker) 
b) na automatisering is er scholing nodig; mensen moeten leren om te gaan met deze apparatuur.             
Opdracht 45
Bij een hoge arbeidsproductiviteit zijn de loonkosten laag, hierdoor kan het bedrijf dus meer winst maken. 

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 46
C

Opdracht 47
a) jaarlijkse afschrijving: aanschafwaarde / levensduur
 = 64.800 / 6 = € 10.800,-
b) maandelijkse afschrijving: afschrijving per jaar / 12
 = 10.800 / 12 = € 900,-

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 48
a) Afschrijving per maand: afschrijving per jaar / 12
Afschrijving per jaar: aanschafwaarde / levensduur
 = 1.050 / 3 / 12 = € 29,17
b) Zever jaar geleden was de auto dus 7 keer de afschrijving per jaar waard, dus
 7 x 2.450 = € 17.150,-


Slide 13 - Diapositive

Opdracht 49
a) afschrijving per jaar: aanschafwaarde / levensduur
 1945 / 5 = € 389,-
b) na twee jaar (is er al twee keer € 389,- afgeschreven) is de oven nog 1945 - 389 - 389 = € 1.167,- waard
c) na vier jaar (is er al vier keer € 389,- afgeschreven) is de oven nog 1945 - 389 - 389 - 389 - 389 = € 389,- waard

Slide 14 - Diapositive

4.4 En het milieu?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden geven van milieuschade.
  • Je weet hoe we duurzaam kunnen produceren.
  • Je weet waarom recycling goed voor het milieu is.
  • Je kun uitleggen wat maatschappelijke kosten zijn.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Duurzaam produceren
Duurzaam produceren is zo produceren dat er geen milieuschade ontstaat. Duurzaam produceren is goed voor mens en milieu.

Voorbeelden van duurzaam produceren:
* Fabrieken die in plaats van kolen en olie, wind en zonne energie gebruiken.
* Fabrieken die afval (bijvoorbeeld plastic) verwerken tot nieuwe producten.
* Producenten die op verpakkingen statiegeld zetten om deze te hergebruiken.

Slide 20 - Diapositive

Recycling
Recycling is het gebruiken van afval als grondstof voor nieuwe producten.

Voorbeelden van afval scheiden:
* Papier, Glas, Metaal, Plastic, Groen, Steen, Hout, Batterijen, ...

Voordelen van afval scheiden:
* Er hoeven minder grondstoffen uit de natuur gehaald te worden.
* Er hoeft minder afval verbrand te worden.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten zijn kosten waaraan iedereen meebetaalt, voor de maatschappij als geheel. Bij milieuvervuiling wil de overheid dit juist niet, de vervuiler moet betalen.

Voorbeelden van 'de vervuiler betaalt':
* Accijns (belasting) op brandstoffen.
* Motorrijtuigbelasting.
* Energiebelasting
* Emissierechten

Slide 23 - Diapositive

Voorbeelden van maatschappelijke kosten

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Doornemen paragraaf 4.4
Maken: de opdrachten van deze paragraaf
(opdracht 50, 51+ 57 mag je overslaan)

Slide 25 - Diapositive

Afsluiting les

  • er volgen een aantal vragen
  • maak de vraag, we kijken ze daarna na

Slide 26 - Diapositive

Milieuschade kan ontstaan door
A
Een boek van de bibliotheek te lezen
B
Hard te lopen met vrienden
C
Met het vliegtuig naar New York te vliegen
D
Hollandse groenten te eten.

Slide 27 - Quiz

De opbrengst is € 18.750,-
De kosten bedragen € 15.390,-
Is er winst of verlies? En hoeveel euro dan?

Slide 28 - Question ouverte

Je hebt een auto gekocht voor € 38.000,-
Deze auto gaat 7 jaar mee.
Hoeveel moet je per jaar afschrijven?

Slide 29 - Question ouverte

Niet duurzaam produceren is
A
Biologisch wortelen verbouwen
B
Plastic stoelen maken van ingeleverd plastic
C
Stroom opwekken met een kolencentrale
D
Pakketjes bezorgen met een elektrische bus

Slide 30 - Quiz

De productiefactoren zijn:
A
Kapitaal, Arbeid en Natuur
B
Natuur, Arbeid en Winst
C
Natuur, Arbeid en Vervoer
D
Arbeid, Kapitaal en Vervoer

Slide 31 - Quiz

Voordelen van recycling zijn
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Minder grondstof gebruik
B
Minder vervoer over de weg
C
Minder stroomverbruik door fabrieken
D
Minder afval verbranding

Slide 32 - Quiz

Mechanisatie is
A
De invoering van computers
B
Het onderhouden van de machines
C
Het invoeren van machines
D
Het verminderen van personeel

Slide 33 - Quiz

Je moet per week € 90,- afschrijven. Hoeveel is dat per maand?

Slide 34 - Question ouverte

Automatisering is?
A
Het vervangen van spierkracht
B
Het vervangen van denkkracht

Slide 35 - Quiz

Waarom investeren bedrijven?
A
Omdat het moet
B
Om goedkoper en beter te kunnen produceren
C
Om alleen goedkoper te kunnen produceren
D
Omdat investeren in het bedrijfsleven verplicht is.

Slide 36 - Quiz

Maatschappelijke kosten ...
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Betaalt de vervuiler
B
Betalen we allemaal
C
Betaalt de overheid
D
Betalen de fabrieken

Slide 37 - Quiz

Je hebt een auto gekocht voor € 21.000,-
Deze auto gaat 12 jaar mee.
Hoeveel is de auto na 3 jaar nog waard?

Slide 38 - Question ouverte

De opbrengst is € 37.910,-
De kosten bedragen € 41.560,-
Is er winst of verlies? En hoeveel euro dan?

Slide 39 - Question ouverte

uitslagen
C
€ 3.360,-
€ 5.428,57
 C- A - A+D - C
   € 390,-     
B - B - B+C
€ 17.500,-
€ 3.650,- verlies

Slide 40 - Diapositive