3v-lesen-bespre-Krampus-lernen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Planung:

Dienstag, 3. Dezember: Grammatik üben und lesen

Donnerstag: Du lernst mehr über den Nikolaus und Krampus

Freitag: lernen oder Zwischenstufe machen

Dienstag: Zwischenstufe und letzte Fragen besprechen

Hausaufgabe war:

- afronden: Seite 117: Abiturtraining

- leren: Voorzetsels 3e en 4e naamval (S.199-200 2I und 2J) => D-NL/NL-D

Abiturtraining, Seite 117

Tipp: let op titel/ondertitel/plaatje => voorkennis woordenschat & 

waar zal de tekst over gaan?

1. Eigen antwoord, bijvoorbeeld: im Unterricht, Haut.

2. Over meisjes die te bloot naar school komen en wat scholen daartegen doen.

3. Eigen antwoord, bijvoorbeeld: op school / in de les, huid

 

1A: sinds 50 jaren als conflicten 

2A: te veel huid of decolleté: voorbeeld voor "geen dico of strand"

3B =  (ongeveer) kledingregels

4 =  een brief naar ouders (sturen) / ouders inschakelen

o leerling(en) naar huis sturen

Doelen van deze les:

- Je leert de verschillen kennen tussen Sinterklaas in Nederland en in Duitsland en Oostenrijk
- Je traint je kijk- en luistervaardigheid in het Duits

- Je leert een aantal nieuwe woorden in het Duits 

rondom het thema Sinterklaas.

Nikolaus in den Niederlanden und in Deutschland.

Diese Woche wird der Geburtstag von Sankt Nikolaus gefeiert. Am 5. Dezember findet jedes Jahr in den Niederlanden die Nikolausfeier statt. Auch in Deutschland wird Nikolaus gefeiert. 

In Deutschland feiert man aber nicht am 5. sondern am 6. Dezember. Es gibt viele Ähnlichkeiten (=overeenkomsten) zwischen den Traditionen in den Niederlanden und Deutschland. Kinder halten Ausschau nach(=uitkijken naar) dem Nikolaus. Sie stellen ihre Schuhe vor das Haus und singen, um Geschenke zu bekommen. 

Es gibt aber auch einen großen Unterschied! In den Niederlanden hilft Peter dem Nikolaus. In Deutschland und Österreich spielen teuflische (duivelse) Wesen die Rolle des Helfers.

Nikolaus wird in Deutschland gefeiert am

1. 4.Dezember
2. 5. Dezember
3. 6.Dezember
4. 7. Dezember

Es gibt Ähnlichkeiten (=overeenkomsten) zwischen den Traditionen in den Niederlanden und Deutschland.

1. richtig
2. falsch

In Deutschland stellen Kinder auch ihre Schuhe um Geschenken zu bekommen.

1. richtig
2. falsch

In Deutschland und Österreich helfen teuflische (=duivelse)Wesen dem Nikolaus.

1. richtig
2. falsch

00:33

Wat gebeurt er voordat ze de huizen en boerderijen gaan bezoeken?

1. Ze geven de boerin wijwater
2. Ze bidden
3. Ze drinken een borrel
4. Ze bidden en worden met wijwater gezegend

01:34

Met hoeveel personen gebeurt het inpakken van iemand in stro?

1. 5
2. 2
3. 3
4. 1

01:43

Wie lange dauert (duurt) das Einbinden?

02:55

Hoe heten de maskers die opgezet worden?

1. Larven
2. Masken
3. Fliege
4. Bremse

Noch ein Hausbesuch....

Schokolade

Mandarinen

der Nikolaus

der Sack

die Rute

das Geschenk

der Dezember

Und jetzt:

Lernen 

ODER 

Arbeitsblatt 4 Fälle machen

=> steht bei studiewijzer (auch die Antworten)

ODER

D-Prüfung 41-46 => Zugspitze online

Je mag fluisteren met jouw directe buur

Lernen für die Testwoche:

Vokabellisten: Schritt 41 (S.69) und 45 (S.97) D-N und N-D; Schritt 43 (S.82) D-N

Grammatik:

• 1e, 2e, 3e und 4e naamval: DER- und EIN-Gruppe, ihr bekommt ein Schema!

o Schema DER-Gruppe Schritt 43, S.81 => auf Schema

o Schema EIN-Gruppe Schritt 44, S.91 => auf Schema

• Zinsontleding: gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp, S.196 2B

• Voorzetsels 3e en 4e naamval (S.199-200 2I und 2J) => lernen!! D-NL/NL-D

• Meewerkend voorwerp: Schritt 42, S.75

• 2e naamval: Boek 5, Schritt 13, S.125 

Redemittel: Schritt 42 (S. 75) und Schritt 44 (S.92) alleen de vragen leren.