10012024 Signaalwoorden - tekstverbanden KEUW

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2,3

Lesplanning

Voorkennis ophalen 

Lesdoel bespreken

Instructie 

Opdrachten maken werkboek (opdracht 1 &2)

Inoefenen

Evaluatie 

Lesdoel:

Je kunt een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend verband aan de hand van signaalwoorden herkennen in een tekst.

Hoe vind je de hoofdgedachte vaak?
Waar vind je de hoofdzaken vaak?

Lezen

Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. 

1. Tegenstellend tekstverband

2. Chronologisch tekstverband

3. Opsommend tekstverband

4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Tegenstellend verband

Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Chronologisch verband

Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 

Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Opsommend verband

In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Toelichtend verband

In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Noem vier tekstverbanden

Tekstverband en signaalwoorden

Verwerking opdrachten in je werkboek: 

Pagina 21-23

Opdracht 1 en 2

Herhaling/inoefening

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor......

1. Opsommend verband
2. Toelichtend verband
3. Chronologisch verband
4. Tegenstellend verband

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.
Toen is een signaalwoord voor....

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband
3. Tegenstellend verband
4. Conlusie

Ook het twee lesuur had ik best kunnen missen. Ook is een signaalwoord voor een....

1. Opsommend verband
2. Conclusie
3. Toelichtend verband
4. Chronologisch verband

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor....

1. Opsommend verband
2. Toelichtend verband
3. Tegenstellend verband
4. Chronologisch verband

Wat heb je deze les geleerd?

Heb je nog een vraag over deze les?

Welk cijfer geef jij jezelf voor je inzit in deze les?

010

Heb je het lesdoel behaald?

😒🙁😐🙂😃

Graag de evaluatie invullen op Google Forms