Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Lesbrief 26
Maatwerk in de thuiszorg
Slide 1 - Diapositive
Er zijn verschillende soorten letsels. Iemand kan een schaafwond of een snijwond hebben. Bij een schaafwond is de bovenste huidlaag, de opperhuid, weggeschaafd. Bij kinderen is dit vaak op een knie door een val. Bij een snijwond gaat het om een snee, bijvoorbeeld in je vinger of hand. Dit kan gebeuren als je met een mes uitschiet. . Bij een snee in je vinger is soms een vingerverband of een pleister genoeg. Een ander voorbeeld van letsel is een kneuzing. Bij een kneuzing gaat het om een beschadiging van het onderhuids bindweefsel. Het gekneusde lichaamsdeel is blauw en dikker dan normaal, dat heet een zwelling. Bij een kneuzing moet je direct een koelmiddel gebruiken zoals een coldpack en daarna rust houden.
Slide 2 - Diapositive
Verschillende soorten verband
dekverband
wonddrukverband
druk- of compressieverband
snelverband
gipsverband
Slide 3 - Diapositive
Dekverband
Verband om een bloeding te stoppen. Bestaat normaal uit een steriel gaasje (op de wond), met daaromheen een (meestal licht elastische) zwachtel.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Wonddrukverband
Een wonddrukverband wordt aangelegd wanneer een snelverband niet voldoende is of blijkt te zijn. Dit is een stevigere en dikkere versie van het snelverband, dat gebruikt wordt voor diepe en hevig bloedende wonden. Dit verband is ervoor gemaakt om druk om de wond uit te oefenen.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Snelverband
Een snelverband is eigenlijk een wondkussen met een zwachtel in één. Zowel het wondkussen als het gaas zelf zijn hydrofiel en dus sterk absorberend. Het snelverband is, zoals de naam al zegt, snel aan te brengen en legt druk op de wonden.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Opdracht verband aanleggen
Werk in drietallen. jullie gaan een snelverband met een wonddrukverband aanleggen
verdeel de rollen:
Leerling 1 slachtoffer. Wond aan de onderarm
Leerling 2 is de hulpverlener legt het verband aan.
Leerling 3 observeert en vult het formulier in blz 33