§3.3 Geld lenen kost geld

Welkom  
economen!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom  
economen!

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
1. Terugblik §3.2
2. Doornemen §3.3
3. Zelfstandig werken
4. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je? 
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld! 
3.4 Nog meer bankzaken


Slide 3 - Diapositive

Samengestelde rente

  • de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')

Slide 4 - Diapositive

Samengestelde rente

  • de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
Samengestelde rente = 
Stap 1: spaarbedrag : 100 x rentepercentage = spaarrente 
Stap 2: spaarrente + spaarbedrag = nieuw spaarbedrag
 

Slide 5 - Diapositive

Opgave bespreken

Slide 6 - Diapositive

Groeifactor
De groeifactor berekenen bij samengestelde rente




Slide 7 - Diapositive

Opgave bespreken

Slide 8 - Diapositive

Rente, inflatie en koopkracht 
Rente is een vergoeding voor het uitlenen van geld 




Als de rentevergoeding op je spaargeld lager is dan het inflatiepercentage daalt je koopkracht. 

Slide 9 - Diapositive

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
  1. Maak vanaf blz. 77 opdr. 11a-12
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk
  1. Maak vanaf blz. 77 opdr. 11a-12
timer
4:00

Slide 10 - Diapositive

H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je? 
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld! 
3.4 Nog meer bankzaken


Slide 11 - Diapositive

Doelen vandaag
Je kunt vier leenmotieven noemen en herkennen 
Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen
Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen
Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt

Slide 12 - Diapositive

Leenmotieven

Slide 13 - Diapositive

Krediet
  • Een ander woord voor een geleend bedrag is krediet of kredietsom
  • Alles wat je meer terug betaald dan je geleend hebt zijn de kredietkosten
  • Het bedrag dat je maandelijks aan rente en aflossing betaald is het maandbedrag of termijnbedrag

Slide 14 - Diapositive

Kredietkosten

Slide 15 - Diapositive

Kredietkosten
Gevraagd: Hoeveel procent zijn de kredietkosten van het geleende bedrag?

Slide 16 - Diapositive

Ik ga € 25.000 lenen, in 60 maanden terug betalen. Wat zijn de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag

Slide 17 - Question ouverte

Consumptief krediet
  • Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.

Slide 18 - Diapositive

Soorten consumptief krediet
  • Persoonlijke lening: lening met een vast aantal termijnen en een vast rentepercentage
  • Doorlopend krediet: lenen tot een afgesproken bedrag, je betaald maandelijks terug. 
  • Salariskrediet: rood staan op je betaalrekening, hoe hoog is afhankelijk van je salaris. 
  • Koop op afbetaling/huurkoop: een product kopen en in termijnen betalen. Deze termijnbedragen worden verhoogd met rente

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
  1. Maak vanaf blz. 78 opdr. 2-4-5-7-8-11-12
  2. blz. 89 opdr. 16-17-19
Wat vond jij van de lesstof?
lastig    of      makkelijk
  1. Maak vanaf blz. 78 opdr. 2-4-5-7-8-11-12
  2. blz. 91 opdr. 8 t/m 11

Slide 21 - Diapositive

Oefenen

Slide 22 - Diapositive

Als de prijzen 4% stijgen en je spaarrente 2% is, en je hebt 2000 euro spaargeld, dan..
A
is er lage inflatie
B
houd je meer geld over
C
daalt de koopkracht van je spaargeld
D
stijgt je spaarbedrag met 80 euro

Slide 23 - Quiz

Over € 100 spaargeld krijg je 3% samengestelde interest; hoeveel rente heb je na 5 jaar ontvangen?
A
€ 100 x 0,03 x 5 = € 15
B
€ 100 x 1,03^5 = € 115,93
C
€ 115,93 - € 15 = € 0,93
D
€ 115,93 - € 100 = € 15,93

Slide 24 - Quiz

I. Door inflatie stijgt de koopkracht van het spaargeld.
II. Voor het kopen van een auto kun je een hypothecaire lening afsluiten. De auto is daarbij het onderpand.

A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
bewering 1 is juist en 2 onjuist
D
bewering 1 is onjuist en bewering 2 juist

Slide 25 - Quiz

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 26 - Quiz

Bij de Wehkamp kun je een iPhone op afbetaling kopen. De normale prijs is € 639,-. Bij koop op afbetaling betaal je 48 maanden een bedrag van €15,48. Bereken hoeveel kredietkosten (rentekosten) je betaalt.

Slide 27 - Question ouverte

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 28 - Quiz

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 29 - Quiz

Herhaling
leenmotieven
krediet
consumptief krediet
koop op afbetaling

Slide 30 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Maken: opgaven §3.3 vanaf blz. 78 opdr. 2-4-5-7-8-11-12
                 + de keuze opdrachten lastig of makkelijk
Lezen: §3.4
Leren:-
Overige:-

Slide 31 - Diapositive