TH1 - Werkwoordspelling: verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

1. Ga rustig zitten
   
2. Begin alvast met lezen 

Leerdoelen:

1.  Ik kan de pvvt van zwakke werkwoorden in het enkelvoud juist spellen.
   
2.  Ik kan de pvvt van zwakke werkwoorden in het meervoud juist spellen.
   

1.  Ik kan de pvvt van sterke werkwoorden in het enkelvoud juist spellen.
2.  Ik kan de pvvt van sterke werkwoorden in het meervoud juist spellen.
   

Wat weet je nog van de les van gisteren?

Wat is het verschil tussen een sterk werkwoord en een zwak werkwoord?

Sterk of zwak?

DENKEN

1. Sterk werkwoord
2. Zwak werkwoord

Sterk of zwak?
verhuizen

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?

BIJTEN

1. sterk
2. zwak

tennissen

1. Sterk werkwoord
2. Zwak werkwoord

Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

- Het werkwoord verandert van klank in de verleden tijd.

- Je schrijft wat je hoort.

Voorbeelden sterke werkwoorden:

Vliegen - Vlogen

Lopen - Liepen

Roepen - riepen

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Voorbeelden

hele ww= Fietsen

Stam      = Fiets

-> Fietste(n)

hele ww= Geloven

stam      = Gelov

-> Geloofde(n)

Alle tijden in een stroomschema:

kleven (vt)
Gisteren […] de kauwgom aan mijn schoen.

Verhuizen (vt)
Wij [...] vroeger met regelmaat.

Beantwoorden (vt)
[...] jij deze vraag goed?

bakken (vt)
De docenten [...] taarten voor de leerlingen

Weektaak

Maken vanaf blz. 242

opdracht 1, 2, 3, 4

Maken vanaf 37 (uitleg gister)

opdracht 1, 2, 3, 4,