TL 2 3.3 Wat kost dat?

Hoofdstuk 3
3.3 Wat kost dat
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3
3.3 Wat kost dat

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • waar ging 3.1 en 3.2 ook al weer over?
  • uitleg 3.3
  • samen maken 24 t/m 27
  • huiswerk maken herhaalopgaven 3.3

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weten de leerlingen wat omzet is en hoe ze dit moeten uitrekenen. 
  • Aan het einde van de les weten de leerlingen wat brutowinst is en kunnen ze dit uitrekenen. 
  • Aan het einde van de les weten leerlingen wat nettowinst is en kunnen ze dit uitrekenen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Uitleg
  • Omzet = afzet x prijs

  • Omzet geeft aan wat de verkoop van alle producten opbrengt. 

Slide 5 - Diapositive

Uitleg
  • Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

  • Brutowinst per product = verkoopwaarde - inkoopwaarde

Slide 6 - Diapositive

Uitleg
  • Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

  • Bedrijfskosten zijn de kosten voor kapitaal goederen. 

Slide 7 - Diapositive

Uitleg
  • Faillisement

Slide 8 - Diapositive

Oefenen
  • samen maken 24 tot en met 27. 
  • huiswerk herhaalopgaven 3.3

Slide 9 - Diapositive

Wat zorgt voor verlies?
A
De kosten zijn groter dan de opbrengst
B
De kosten zijn gelijk aan de opbrengst.
C
De omzet is groter dan de opbrengst

Slide 10 - Quiz

Wat is de omzet?
Een vuurpijl koste €1,-
Er zijn 33 vuurpijlen verkocht.
De inkoopkosten zijn €0,20

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de brutowinst per product?
Een vuurpijl koste €3,-
Er zijn 33 vuurpijlen verkocht.
De inkoopkosten zijn €1,20

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Carte mentale