Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Les 11 december
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen
Log in met de code linksonder
In stilte werken tot 11.10
maak opdracht 5, 6, 7, 8 af vanaf blz. 49
Slide 1 - Diapositive
Programme
récapitulation
vocabulaire
parler
Slide 2 - Diapositive
récapitulation
Slide 3 - Diapositive
Planning
Vocabulaire
-woorden om te zeggen wat je van iets/iemand vindt
-sleepopdracht LessonUp + opdr. 10
- schoolvakken
Spreekopdracht
- opdr. 12 luisteren
- gesprekje over school en de vakken/leraren
Slide 4 - Diapositive
Aimer ou detester
Zeggen wat je van iets of iemand vindt is best handig.
Zeker als iemand vraagt naar wat je op school doet.
Sommige vakken zijn leuk (Frans) andere minder leuk (de rest)
NIET ALLEEN OM TE RODDELEN
Slide 5 - Diapositive
Welke woorden ken jij in het Nederlands om aan te geven of iets leuk of stom is?
Slide 6 - Carte mentale
Sleepopdracht
Je krijgt straks een sleepopdracht
je krijgt verschillende Franse woorden te zien
jij moet aangeven of deze woorden positief of negatief zijn
sleep de woorden naar de juiste vakjes
je ziet als iedereen klaar is hoeveel woorden je goed hebt
het is geen wedstrijd, gewoon een check om te zien wat je al weet
Slide 7 - Diapositive
Positief
Negatief
Sévère
terrible
sympa
aimer
drôle
horrible
détester
enthousiaste
Slide 8 - Question de remorquage
Opdr. 10 blz. 52
Maak opdr. 10 op blz. 52
let op! 10a hebben we net gedaan!
timer
3:00
Slide 9 - Diapositive
Vakkenpakket
Net als bij ons in Nederland hebben ze in Frankrijk verschillende vakken. Sommige vakken zijn wellicht anders dan bij ons, maar het principe is gelijk.
Slide 10 - Diapositive
Welk schoolvakken ken jij in het Nederlands?
Slide 11 - Carte mentale
d'histoire
des maths
d'anglais
de francais
Geschiedenis
Wiskunde
Frans
Engels
Slide 12 - Question de remorquage
Luistern opdr. 12 blz. 53
Luister het fragment en geef antwoord op de vragen
12a-> schrijf op welke vakken de leraren geven en de plaats
12b -> trek een lijntje tussen leraar en de beschrijving
Slide 13 - Diapositive
Vraag en antwoord
Bonjour
Qui est ton Prof de francais?
Il est sympa?
Tu aimes le francais?
Bonjour
C'est Monsieur Rik
Oui, il est drôle
Oui, j'aime le francais
Oefen het gesprek in tweetallen om en om
Vervang de dikgedrukte woorden steeds
Let op!:il = hij en elle = zij
timer
5:00
Slide 14 - Diapositive
Volgende les
Nakijken opdrachten tot en met 12
Uitleg regelmatige werkwoorden in het Frans
Slide 15 - Diapositive
Les 13 december
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen
Log in met de code linksonder
In stilte werken tot 9.25
maken opdr. 13e + f
Slide 16 - Diapositive
Programme
récapitulation
corriger
explicer grammaire
des excercises
Slide 17 - Diapositive
récapitulation
Slide 18 - Diapositive
Planning
Nakijken
-opdr. 5, 6, 7, 8, 10, 12
Grammaire
- regelmatige werkwoorden eindigend op -er
Slide 19 - Diapositive
Nakijken klassikaal
opdracht 5 ,6 ,7, 8, 10, 12 vanaf blz. 49
Je ziet de antwoorden per opdracht op het bord
Controleer snel, ik klik vrij snel door
Slide 20 - Diapositive
Het regelmatige werkwoord op -er
Slide 21 - Diapositive
Werkwoorden op -er
Stam = hele werkwoord - er
Voorbeelden:
Donner
Parler
Chercher
Chanter
Donn
Parl
Cherch
Chant
Slide 22 - Diapositive
Werkwoorden op -er
Met alleen een stam kan je niks
je moet nog aangeven wie het doet
je moet nog een goede uitgang toevoegen
Slide 23 - Diapositive
Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je in het Frans? (ik/jij/zij etc.)
Slide 24 - Carte mentale
Persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
u
zij (m)
zij (v)
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Vaak vertalen mensen het Franse woord on ook met wij. Wij houden het op men!
Slide 25 - Diapositive
Dit zijn de uitgangen
Je hoeft alleen de stam in te vullen!
Werkwoord
chanter
parler
chercher
danser
habiter
Slide 26 - Diapositive
0
Slide 27 - Vidéo
Vertaal: (danser) hij danst
Slide 28 - Question ouverte
Vertaal: (donner) jullie geven
Slide 29 - Question ouverte
Vertaal: (habiter) Jij woont
Slide 30 - Question ouverte
Vertaal: (chanter) Zij zingt
Slide 31 - Question ouverte
Vertaal: (regarder) Ik kijk
Slide 32 - Question ouverte
Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont
Slide 33 - Quiz
Vertaal: (chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche
Slide 34 - Quiz
Uitspraak?
Franse werkwoorden op -er zijn makkelijker te gebruiken tijdens het spreken dan tijdens het schrijven. Luister naar de uitspraak van het werkwoord donner. Wat valt op in de uitspraak?