Par 1.1: Wat wil je kopen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

§1.1 Wat wil je kopen?

Planning van vandaag

1. Wat denken jullie over kopen?
2. Leerdoelen
3. Uitleg 7.3 
4. Huiswerk

Wat denken jullie over kopen?

• Winkelcentrum
• Met wie?
• Geef je wel eens meer uit dan je van plan was?
• Hoe komt dit?
• Hoe weet jij of de kwaliteit van jouw aankoop goed is?

Leerdoelen 1.1 

In deze paragraaf leer je…

• Wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
  
• Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
• Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
  
• Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren.
• Je kunt een gemiddelde berekenen.
  

Behoeften

Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben noemen we behoeften.

Er zijn basisbehoeften en overige behoeften. 

basisbehoeften

overige behoeften

Wat voor hulp is voor hen het meest dringend? Kun je twee voorbeelden noemen? Zijn dit basis- of overige behoeften?

1.1 Je moet keuzes maken

1. Primaire behoeften
   
2. Secundaire behoeften

Behoeften

Secundaire behoeften:

Alle overige behoeften die je hebt om je leven aangenamer te maken. (luxe goederen en diensten)

• Verbruiksgoederen
• Gaan korte tijd mee, daarna op

• Gebruiksgoederen
  
• Gaan lang mee, vaker gebruik

Diensten

Niet-tastbare producten.

Ook de kapper levert een dienst. 
Ook de fietsenmaker levert een dienst.

Goederen en diensten

• Goederen kun je vastpakken, diensten niet.
• Goederen en diensten voorzien in je behoeften.

Zelfvoorziening & consumeren

Zelfvoorziening

Wanneer je zelf in je eigen behoeften voorziet

Consumeren

Wanneer je goederen of diensten koopt om in je behoeften te voorzien

Ben je wel of niet aan het consumeren?
* Op internet bestel je een paar sneakers.
* In je gebit heb je een gaatje. De tandarts brengt een vulling aan.

* Je koopt op internet sieraden om die later op een markt te verkopen.

Bereken het gemiddelde

Het totaal van de getallen

                                                      = gemiddelde

Het aantal getallen

Gemiddelde = 

9,2+8,6+8+8,6 = 34,4 : 4 = 8,6

Huiswerk:

• Leren: § 1.1
• Maken: 5,6,7,11,12,14,15
• Kennen: leerdoelen 1 t/m 5