Bijvoeglijk naamwoord H5 -VWO 1

Spelling bijvoeglijk naamwoord Hoofdstuk 5
  1. Eerst Grammatica woordsoorten afronden: maak opdracht 12 en 13 op bladzijde 259
  2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden spellen.
  3. Woorden goed spellen met g, gg en ch
timer
10:00
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling bijvoeglijk naamwoord Hoofdstuk 5
  1. Eerst Grammatica woordsoorten afronden: maak opdracht 12 en 13 op bladzijde 259
  2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden spellen.
  3. Woorden goed spellen met g, gg en ch
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
En geef een voorbeeld.

Slide 2 - Question ouverte


Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.


Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak direct voor een zelfstandig naamwoord:

de mooie ring     de drukke hond    de kleine lepel              

Maar soms staan bijvoeglijke naamwoorden niet direct voor een znw:
De auto is rood. →  Rood is de eigenschap van de auto. 

Mijn moeder is altijd heel erg lief. → Lief is de eigenschap van moeder. 
De telefoon is tijdens de wedstrijd kapot gegaan. → Kapot is de toestand van de telefoon.
 

Slide 3 - Diapositive

1. Lees mee met de theorie in je boek.
Bladzijde 154


2. Aan de slag!
Luister naar de video-uitleg van het hoofdstuk
3. Maak opdracht 1 en 2

4. Bekijk de video en maak de oefeningen
timer
15:00

Slide 4 - Diapositive

Noteer de lange vorm van serieus

Slide 5 - Question ouverte

Welke van deze woorden is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
lieve
B
grote
C
koperen
D
boze

Slide 6 - Quiz

Sleep de woorden met dezelfde regel bij het bijvoeglijk naamwoord dat erbij hoort.
gracieuze
knappe
dove
hoge
officiële 
dwaze
snelle
impulsieve
late
principiële

Slide 7 - Question de remorquage

Welke zin hoort het beste bij het woord: gracieuze?
A
De monteur had de auto gracieus gemaakt.
B
Ik werd boos door die gracieuze opmerking.
C
Mag ik nog een gracieus?
D
De vrouw danste gracieus door de kamer.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent misdadig?
A
als iemand iets crimineels doet
B
als een kledingstuk je niet mooi staat
C
als je een foutje maakt tijdens een toets
D
als je een wedstrijd wint

Slide 9 - Quiz

Video en oefeningen bijvoeglijk naamwoord deel 2
Aan de slag!

Op bladzijde 154 en 155

Maak opdracht 3, 4 en 5
En:
Bekijk de video en maak de oefeningen
timer
15:00

Slide 10 - Diapositive

Succes!

Slide 11 - Diapositive