2-1 Spelling Blok 3
1 / 24
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
vallen
Het _______ kind.
Het _______ kind.
Slide 8 - Question ouverte
slachten
De _______ koe.
De _______ koe.
Slide 9 - Question ouverte
pakken
De _______ crimineel.
De _______ crimineel.
Slide 10 - Question ouverte
verhuizen
De _______ buren.
De _______ buren.
Slide 11 - Question ouverte
verblinden
De _______ automobilist.
De _______ automobilist.
Slide 12 - Question ouverte
roven
De _______ kunstschatten.
De _______ kunstschatten.
Slide 13 - Question ouverte
stelen
Het _______ schilderij.
Het _______ schilderij.
Slide 14 - Question ouverte
De _____ uitzendkrachten kwamen in opstand tegen hun werkgever.
A
uitgebuite
B
uitgebuiten
Slide 15 - Quiz
Het door brand _____ winkelcentrum wordt gesloopt.
A
verwoeste
B
verwoesten
Slide 16 - Quiz
Voor elke ____ euro krijg je een spaarzegel bij het tankstation.
A
besteedde
B
bestede
Slide 17 - Quiz
Mayra kreeg van Eddie een ____ armband.
A
vergulde
B
verguldde
Slide 18 - Quiz
Deze (kruiden) worst is erg lekker in pastagerechten.
Slide 19 - Question ouverte
Wie was de eerst (kiezen) burgemeester?
