Informal letter

Informal letter
and
Future Tense
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Informal letter
and
Future Tense

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn voorbeelden van informele berichten?
A
sollicitatiebrief
B
een klachtbrief
C
bericht naar een vriend
D
een bericht naar familie

Slide 2 - Quiz

Wat is een correcte opening(aanhef)?
A
dear peter,
B
dear Peter,
C
Dear Peter
D
Dear Peter,

Slide 3 - Quiz

Wat staat er tussen je opening en je eerste zin?

Slide 4 - Question ouverte

Wat vertel je in de eerste alinea?
A
de reden van het schrijven
B
hoe je weekend was
C
je stelt direct al je vragen

Slide 5 - Quiz

Wanneer begin je met een nieuwe alinea?
A
Dat maakt niet uit
B
om de 5 zinnen
C
bij elk nieuw onderwerp
D
Je hoeft geen alinea's te gebruiken

Slide 6 - Quiz

Wat is een correcte afsluiting?
A
Yours sincerely,
B
Kind regards,
C
Much love,
D
Best wishes,

Slide 7 - Quiz

Welke woorden krijgen hoofdletters?
A
dagen van de week, maanden van het jaar
B
begin van de zin
C
elke keer als je 'ik' schrijft (i)

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste zin
A
I am going shopping
B
I do go shopping
C
I go shopping
D
I is going shopping

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste zin
A
I am looking forward to hearing from you.
B
I looks forward to hearing from you.
C
I look forward to hear form you.
D
I look forward to hearing from you.

Slide 10 - Quiz

Wat moet je meenemen voor het proefwerk schrijven?

Slide 11 - Question ouverte

Future
Lesson goal: I can apply the future tense correctly


Slide 12 - Diapositive

What is the future?

Slide 13 - Diapositive

Future tense 1/3
  • Je bent van plan iets te doen
  • Je gebruikt dan: to be going to
  • I am going to school 
to be..................
I am
You are
He is
She is
It is
We are 
They are

Slide 14 - Diapositive

Future tense 2/3
  • Je maakt een voorspelling over iets wat nog niet zeker is.
  • Je gebruikt dan will
  • I think he will be sad if we don't come to his party. 
  • I think she will talk to us.

Slide 15 - Diapositive

Future tense 3/3
  • Je vertelt over een gebeurtenis in een planning of een schema
  • Je gebruikt dan de present simple future
  • The lesson starts at two o'clock.

Slide 16 - Diapositive

Future:
  1. to be going to = je bent van plan iets te gaan doen.
  2. Will = je maakt een voorspelling.
  3. Present simple future = je vertelt over iets wat volgens een schema verloopt.

Slide 17 - Diapositive

Met de future tense kan je dingen zeggen over...
A
Wat er nog gaat gebeuren
B
Wat in het verleden al is gebeurd
C
Wat nu aan de gang is
D
Wat in het verleden is gebeurd en nu stopt

Slide 18 - Quiz

Om aan te geven dat je van plan bent iets te doen gebruik je..
A
will
B
to be going to
C
present simple future

Slide 19 - Quiz

Om aan te geven dat iets volgens een schema of rooster verloopt gebruik je..
A
will
B
to be going to
C
present simple future

Slide 20 - Quiz

Om iets aan te bieden, iets te beloven of een voorspelling te maken gebruik je..
A
will
B
to be going to
C
present simple future

Slide 21 - Quiz

Fill in the future tense:
I _______ see my sister in December
A
will see
B
am going to see
C
shall see
D
is going to see

Slide 22 - Quiz

Fill in the future tense:
Look at those clouds! It _____ rain!
A
is going to
B
will

Slide 23 - Quiz

Fill in the future tense:
The train _____ at 8 o'clock
A
is going to leave
B
will leave
C
shall leave
D
leaves

Slide 24 - Quiz

Fill in the future tense:
Maybe you _____ the rest of our office later this year.
A
are going to see
B
shall see
C
will see
D
will going to see

Slide 25 - Quiz

Fill in the future tense:
I _____ my sandwich for lunch
A
will eating
B
will eat
C
will be going to eat
D
am going to eat

Slide 26 - Quiz

Fill in the future tense:
She is going to look for a job as soon as she _____ (to arrive) in London
A
will arrive
B
is going to arrive
C
is arriving
D
arrives

Slide 27 - Quiz

Fill in the future tense:
I _____ (to visit) my grandparents
A
will be going to
B
am going to
C
will be visiting
D
will go to visit

Slide 28 - Quiz

Fill in the future tense:
I _____ (to arrive) on time
A
will arrive
B
am going to arrive
C
arrives
D
will be going to arrive

Slide 29 - Quiz

Fill in the future tense:
I _____ (to study) for the exam
A
will study
B
am going to study

Slide 30 - Quiz

Fill in the future tense:
Please wait here until the nurse _____ (to call) you
A
is going to call
B
will call
C
calls
D
is calling

Slide 31 - Quiz