H5.3 Rekenen aan reacties

Hoofdstuk 5 par 3
Rekenen aan reacties
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 par 3
Rekenen aan reacties

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je;
  • In eigen woorden uitleggen wat de "wet van behoud van massa" is.
  • Uitleggen wat de massaverhouding is door gebruik te maken van de wet van behoud van massa.
  • Berekenen hoeveel van een stof onstaat met behulp van het RV, MR, GG schema.

Slide 2 - Diapositive

Lesindeling
  • Rekenen met een kruistabel
  • Wet van behoud van massa
  • Redeneren met de wet van behoud
  • RV, MV, GG schema

Slide 3 - Diapositive

Rekenen met een kruistabel
De twee getallen aan het lege
vak met elkaar vermenigvuldi-
gen. Delen door het laatste
getal.

Slide 4 - Diapositive

Rekenen met een kruistabel
De twee getallen aan het lege
vak met elkaar vermenigvuldi-
gen. Delen door het laatste
getal.

Slide 5 - Diapositive

Welk getal moet op de lege plek?

Slide 6 - Diapositive

Wat is jouw antwoord op de vorige vraag?

Slide 7 - Question ouverte

Wet van behoud van massa
"De totale massa van de beginstoffen moet gelijk zijn aan de totale massa van de reactieproducten."

  • Tijdens de reactie gaat er nooit massa verloren
  • Evenveel massa voor de pijl, als na de pijl

Slide 8 - Diapositive

Redeneren met behoud
Als 7 gram ijzer reageerd met 3 gram zuurstof, hoeveel gram ijzeroxide onstaat er dan?

  • massa gaat nooit verloren
  • voor de pijl: 7 + 3 = 10
  • na de pijl alleen ijzeroxide
  • er ontstaat dus 10 gram ijzeroxide

Slide 9 - Diapositive

Als 3,1 gram fosfor reageerd met 7,1 gram chloor tot difosforpentachloride. Hoeveel onstaat er dan?

Slide 10 - Question ouverte

Massaverhouding
De verhouding waarin stoffen met en tot elkaar reageren.
Als 3,1 gram fosfor reageerd met 7,1 gram chloor tot difosforpentachloride. Hoeveel onstaat er dan?

fosfor + chloor → difosforpentachloride
3,1         :      7,1       :         10,2                             

Slide 11 - Diapositive

RV, MV, GG schema
Staat niet in het werkboek, maar wordt in de 4e gebruikt.
Wat betekenen RV, MV & GG?
  • RV = reactievergelijking (zie paragraaf 2)
  • MV = massaverhouding
  • GG = gegeven gevraagd
                 Hoeveel heb je van een van de stoffen en welke wil je                         berekenen?

Slide 12 - Diapositive

RV, MV, GG schema
Voorbeeld schema

Slide 13 - Diapositive

RV, MV, GG schema invullen
  1. Lees de tekst en maak een kloppende reactievergelijking. (vorige paragraaf)
  2. Schrijf de reactievergelijking op in de regel RV.
  3. Vul de gegeven massa in onder de stoffen bij MV.
  4. In GG zet je het getal onder de gegeven stof (in de vraag) en een vraagteken onder de stof die gevraagd wordt.

Slide 14 - Diapositive

Toepassing voorbeeld 1
voorbeeld vraag:
27 g montroydiet (HgO) ontleed tot 25 g kwik en 2 g zuurstof.
Als er 81 gram montroydiet ontleed, hoeveel kwik ontstaat er dan?

  1. Maak een kloppende reactievergelijking
       2 HgO → 2 Hg + O2

Slide 15 - Diapositive

Toepassing 2
2. vul de reactie vergelijking in

Slide 16 - Diapositive

Toepassing 3
27 g montroydiet (HgO) ontleed tot 25 g kwik en 2 g zuurstof.

Slide 17 - Diapositive

Toepassing 4
Als er 81 gram montroydiet ontleed, hoeveel kwik ontstaat er dan?

Slide 18 - Diapositive

Berekening schema
Maak een kruistabel met de getallen


Reken het '?' uit.
  • ? = 25 x 81 / 27
  • ? = 75
  • er ontstaat dus 75 gram kwik.

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld 2
Wanneer 7 gram ijzer verbrand wordt, ontstaat 10 gram ijzer(III)oxide (Fe2O3 ). Hoeveel gram ijzer moet je verbranden om 37,2 gram ijzer(III)oxide te maken?

Slide 20 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
Beginstoffen: ijzer + zuurstof, eindproduct: ijzer(III)oxide

Slide 21 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
Beginstoffen: Fe + O, eindproduct: Fe2O3

Slide 22 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
Reactie kloppend maken geeft

Slide 23 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
7 gram ijzer maakt 10 gram ijzer(III)oxide, dus er is nog 3 gram zuurstof nodig

Slide 24 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
7 gram ijzer maakt 10 gram ijzer(III)oxide, dus er is nog 3 gram zuurstof nodig

Slide 25 - Diapositive

Uitwerking  vb 2
IJzer  is gevraagd, ijzer(III)oxide is gegeven (? en 37,2 gram)

Slide 26 - Diapositive

Uitwerking vb 2
berekening

Slide 27 - Diapositive

Uitweking vb 2
antwoord



Er is 26 gram ijzer nodig om 37,2 gram ijzer(III)oxide te maken.

Slide 28 - Diapositive

De verbranding van magnesium tot magnesiumoxide (MgO) heeft de massaverhouding 6 : 10.
Hoeveel gram MgO onstaat er bij de verbranding van 17 gram magnesium?

Slide 29 - Question ouverte

Bauxiet (Al2O3) kan ontleed worden tot aluminium en zuurstof. Met 17 gram bauxiet kan 9 gram aliuminium.
Hoeveel gram bauxiet heb je nodig om 40 gram aluminium te maken?

Slide 30 - Question ouverte