CE Nederlands 3F - versie 2023-2024

CE Nederlands 3F - versie 2023-2024
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

CE Nederlands 3F - versie 2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Vraag 1
A
Bedrijven
B
Consument
C
Overheid

Slide 3 - Quiz

Vraag 1
Wordt bijvoorbeeld zichtbaar in: alinea 2: "Elke keer dat u naar een website gaat (...)

Slide 4 - Diapositive

Vraag 2
A
Hij beschrijft op welke manier supercomputers gedrag kunnen voorspellen.
B
Hij geeft voorbeelden van gedrag dat de supercomputers kunnen voorspellen.
C
Hij legt uit waarom men met supercomputers gedrag wil kunnen voorspellen.

Slide 5 - Quiz

Vraag 2
Op welke manier? Er volgt een uitleg:
 > Cookies plaatsen
> Aan de hand daarvan gedrag van de laatste 8 weken vergelijken met het gedrag van miljoenen andere gebruikers
> Patronen ontdekken
> Op basis van die patronen inschatten wat mensen in de toekomst zullen aanschaffen.

Slide 6 - Diapositive

Vraag 3
A
Door gegevens van consumenten te verzamelen en die met elkaar te vergelijken
B
Door het huidige internetgebruik van consumenten te vergelijken met hun eerdere koopgedrag
C
Door koopgedrag van consumenten te vergelijken met koopgedrag van andere kopers

Slide 7 - Quiz

Vraag 3
Al. 3: Cookies plaatsen en vergelijken met gedrag van miljoenen anderen om patronen te kunnen ontdekken.

Al. 4: Er wordt een voorbeeld genoemd van hoe gegevens worden verzameld en worden vergeleken> "Hoe meer het gedrag van iemand lijkt op het patroon van mensen die vlak ervoor een dure auto kochten, des te meer levert een contactmoment met die persoon op."

Slide 8 - Diapositive

Vraag 4
A
De inzet van big data kan veel voordeel opleveren
B
Er wordt door veel mensen veel geld aan big data verdiend
C
Het inzetten van big data wordt steeds meer serieus genomen.

Slide 9 - Quiz

Vraag 4
Potentie = mogelijke kracht > kan veel voordeel opleveren

Slide 10 - Diapositive

Vraag 5
A
Hij geeft de reden dat bedrijven juist nu in staat zijn big data goed te gebruiken
B
Hij geeft uitleg waarom bedrijven deze relatie graag willen versterken.
C
Hij geeft voorwaarden waaronder bedrijven deze relatie kunnen versterken

Slide 11 - Quiz

Vraag 5
Er zijn 3 grote trends > dat zijn 3 redenen
1. Dankzij nieuwe technologieën kunnen bedrijven klanten beter aanvoelen.
2. Krachtigere computers
3. Bedrijven zijn experimenteler 

Slide 12 - Diapositive

Vraag 6
A
De lezer ervan overtuigen dat het mogelijk is om crimineel gedrag te voorspellen
B
De lezer laten zien dat het niet zeker is dat crimineel gedrag te voorspellen is
C
De lezer wijzen op de mogelijkheden om crimineel gedrag te voorspellen

Slide 13 - Quiz

Vraag 6
> Een vraag wordt gebruikt als argument 
> Ondersteunt het standpunt

> Een ander 'dwingen' om het met je eens te zijn= overtuigen. Met deze vraag kan je het bijna niet oneens zijn. > De kans dat je wordt overtuigd wordt groter. 

Slide 14 - Diapositive

Vraag 7
A
Naar het benutten van die data voor advertenties
B
Naar het google-verdienmodel
C
Naar het verzamelen van data van gebruikers

Slide 15 - Quiz

Vraag 7
"Daarmee"= tekstverband: doel-middel

Middel = het verzamelen van data
Doel= Het benutten van die data om winst (van 11 miljard) te maken

Slide 16 - Diapositive

Vraag 8
A
Met een vergelijking en een verwijzing naar onderzoek
B
Met een vergelijking en een voorbeeld
C
Met een voorbeeld en een verwijzing naar onderzoek

Slide 17 - Quiz

Vraag 8
Vergelijking= advertenties

Voorbeeld= de big data-computer Watson van IBM

Slide 18 - Diapositive

Vraag 9
A
Gebruik big data om de band met je klanten te verstevigen
B
Zet big data alleen in als het gaat om nuttige dingen
C
Zorg dat consumenten iets voor hun big data terugkrijgen

Slide 19 - Quiz

Vraag 9 
Al. 15: "Het moet voor klanten heel tastbaar zijn wat ze terugkrijgen voor hun data."

Al.16: "Maar daar moeten ze een mooi sociaal netwerk voor terugkrijgen, een goedkope smartphone of korting."

Slide 20 - Diapositive

Vraag 10
A
Als consument kun je er voordeel van hebben dat zowel de overheid als bedrijven veel van je gegevens gebruiken voor consumptievoorspellende toepassingen
B
Door de vele toepassingsmogelijkheden kunnen big data voor zowel consumenten als bedrijven iets opleveren
C
Overheid en bedrijven gebruiken big data om het gedrag van consumenten te voorspellen, zodat zij hierop in kunnen spelen

Slide 21 - Quiz

Vraag 10
A: de overheid? > dit is niet het belangrijkste van de tekst en dus niet de hoofdgedachte. 

C: "zodat zij hierop in kunnen spelen." > Er op inspelen is niet specifiek genoeg. > het moet iets opleveren. 


Slide 22 - Diapositive

Vraag 10
B: "Vele toepassingsmogelijkheden" >  er worden veel voorbeelden van toepassingsmogelijkheden in deze tekst genoemd. 

- voor zowel consumenten als bedrijven zijn er voordelen > deze voordelen komen gedurende de gehele tekst aan bod.



Slide 23 - Diapositive

Vraag 11
A
Adviseurs
B
Deskundigen
C
zelf actief betrokken

Slide 24 - Quiz

Vraag 11
Al. 4: Ernest Aberson - CEO Rocket Fuel Nederland
Al. 7: Eric van Heck- Rotterdam School of Management
Al. 9: Frank Rennings - Adviesbureau Accenture
Al. 10: Stefan van Duin- data-expert bij Deloitte

Slide 25 - Diapositive

Vraag 12
A
Negatief
B
Neutraal
C
Positief

Slide 26 - Quiz

Vraag 12
Zie hoofdgedachte = positief

Zie ook de titel, voordeel = positief

Slide 27 - Diapositive

Tekst 2: fietsverhuur

Slide 28 - Diapositive

Vraag 13
A
Ja
B
Nee
C
Niet te beantwoorden op basis van de tekst

Slide 29 - Quiz

Vraag 13
Artikel 1.3
" 2. Als binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst een prijswijziging optreedt, zal deze geen invloed hebben op de overeengekomen prijs..."
Maar:
"3. Het tweede lid is niet van toepassing op prijswijzigingen die uit de wet voortvloeien zoals die ter zake van btw."

Slide 30 - Diapositive

Vraag- 14
A
Ja
B
Nee
C
Niet te beantwoorden op basis van de tekst

Slide 31 - Quiz

Vraag 14
Artikel 2.3
"De verhoging van de huurprijs geldt niet indien huurder aantoont dat de overschrijding van de huurtermijn het gevolg is van overmacht."

Slide 32 - Diapositive

Vraag 15
A
Ja
B
Nee
C
Niet te beantwoorden op basis van de tekst

Slide 33 - Quiz

Vraag 15
Artikel 3.1
> Hij belt op de volgende ochtend
> "Bij annulering op de dag van verhuur of later: de volle huursom,..."

Slide 34 - Diapositive

Vraag 16
A
Ja
B
Nee
C
Niet te beantwoorden op basis van de tekst

Slide 35 - Quiz

Vraag 16
Artikel 5.5
> "zo spoedig mogelijk"> niet pas aan het eind van de week

Slide 36 - Diapositive

Vraag 17
A
Ja
B
Nee
C
Niet te beantwoorden op basis van de tekst

Slide 37 - Quiz

Vraag 17
In artikel 7.1 staat "Huurder is in geval van schade aan het verhuurde per schadegeval aansprakelijk tot het op het huurcontract vermelde eigen risico. 

> We weten niet hoe hoog het bedrag is en dus weten we niet of de schade van 50 EUR moet worden vergoed.

Slide 38 - Diapositive

Tekst 3
Kijken, kijken, niet kopen

Slide 39 - Diapositive

Vraag 18
A
Wij kopen te veel spullen om de economie draaiende te houden.
B
Wij moeten eerst kijken of we iets nodig hebben, voordat we het kopen.
C
Wij moeten meer kijken naar de kwaliteit, zonder meteen te willen kopen.

Slide 40 - Quiz

Vraag 18
Eerst kijken of we iets nodig hebben, voordat we het kopen


>In alinea 11 staat bijvoorbeeld: "We hebben niet alleen wat we nodig hebben, we hebben veel meer dan dat."

Slide 41 - Diapositive

Vraag 19
A
Dat ze spullen blijft kopen.
B
Dat ze steeds doet wat anderen doen
C
Dat ze te veel spullen heeft

Slide 42 - Quiz

Vraag 19
> Al.2.> "Ik heb veel spullen, eigenlijk alles wat ik nodig heb om fijn te leven, maar toch vind ik het normaal om steeds nieuwe dingen te kopen."

Slide 43 - Diapositive

Vraag 20
A
Het is een aansporing voor de lezer om ook zo'n experiment aan te gaan
B
Het is een conclusie op basis van haar ervaringen met het experiment
C
Het is een onderbouwing voor het uitvoeren van haar experiment

Slide 44 - Quiz

Vraag 20
Eerder in Al. 8 worden allerlei voorbeelden genoemd. Daarop volgt een conclusie.

Slide 45 - Diapositive

Vraag 21
A
in zijn soort hard nodig is voor de redding van de wereld.
B
niet alleen voor haar persoonlijk betekenis heeft
C
uiteindelijk de verbetering van de wereld tot doel had

Slide 46 - Quiz

Vraag 21
"Feit blijft dat de wereld in elkaar zakt door overproductie en er te veel vermoeide kinderen in fabrieken werken."

> De schrijver trekt het hiermee breder dan zijn/haar eigen context. 

Slide 47 - Diapositive

Vraag 22
A
het kopen van spullen en het kopen van ervaringen
B
kritiek van vrienden en kritiek van de premier
C
meer consumptie en minder consumptie

Slide 48 - Quiz

Vraag 22

Slide 49 - Diapositive