urineweginfecties, urine-incontinentie en nierstenen

Stoornissen urinewegen
               Urineweginfecties, 
               urine-incontinentie 
                                   en 
                           nierstenen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Stoornissen urinewegen
               Urineweginfecties, 
               urine-incontinentie 
                                   en 
                           nierstenen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ik krijg zou willen bespreken/ leren is.....

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1
2
3
4
5
Urineleider
Nierkapsel
Nierschors
Niermerg
Nierbekken

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de functies van de nieren (probeer zo specifiek mogelijk te zijn)

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de weg van de urine vanuit de nieren naar buiten?
A
Urethra -> vesica urinaria -> ureter
B
Ureter -> urethra -> vesica urinaria
C
Vesica urinaria -> ureter -> urethra
D
Ureter -> vesica urinaria -> urethra

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een overeenkomst tussen de dikke darm en de urineleiders?
A
Ze halen water en zouten uit de ontlasting / urine
B
Ze zijn ongeveer 45 cm lang
C
Hun inhoud wordt door peristaltiek voortbewogen.
D
Ze hebben een diameter van ongeveer 2 cm.

Slide 9 - Quiz

3-4 mm vs 3-9 cm
Niersteen-koliek
Wanneer iets de afvloed van urine via de urineleider blokkeert, zorgt de peristaltiek in de urineleider voor pijnscheuten. Dit worden kolieken genoemd. 

Wanneer een niersteen de urineleider blokkeert krijgt iemand dus last van niersteenkolieken

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierstenen kunnen uit verschillende stoffen bestaan. De meest voorkomende combinatie is....
A
glucose en aminozuur
B
natrium en triglyceride
C
calcium en oxaalzuur
D
jodium en glycerol

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken nierstenen
Meestal combinatie van oorzaken / geen duidelijke oorzaak. 

Risico-factoren:
- Onvoldoende vochtinname.                                                                               - Diabetes Mellitus
- Voeding: dierlijke eiwitten, oxaalzuur (spinazie, rabarber,                   - Overgewicht
                chocola...), alcohol, overmaat aan vitamine C                               - Cystenieren                               
- Bepaalde maag-darm problemen (ziekte van Crohn)                            - Bepaalde antibiotica 
- Urineweginfecties (bij fosfaat-/struvietstenen)                                       - Eerder nierstenen gehad/                                                                                                                                                     nierstenen in familie
- Te snel werkende bijschildklier



Slide 12 - Diapositive

fosfaathoudende frisdranken zoals cola, rivella, bier en producten met fosfaathoudende E-nummers. 

urinezuurstenen: producten beperken die rijk zijn aan purine. Purine komt voornamelijk voor in vis (met name in ansjovis, sardines, krab haring, makreel, hom, garnalen, sprot, wijting), orgaanvlees (lever, niertjes, zwezerik en hersenen), vlees, kip, wild en gevogelte, wijn, bier (ook alcoholvrij bier) en gistrijke producten (marmite, reformite, vetamic, vleesjus, justabletten en –poeders), peulvruchten, kapucijners en linzen)
Symptomen/ klachten
bij nierstenen

Slide 13 - Carte mentale

-plotseling heftige pijn in uw zij of in uw (onder)buik. De pijn komt in golven. Dit heet koliekpijn. Tijdens een pijngolf lukt het u niet om stil te zitten of stil te liggen.
-bij een koliekaanval misselijk zijn en overgeven.
- pijn verplaatst zich geleidelijk van uw zij naar uw onderbuik. Dat komt omdat de steen vanuit de nier langzaam naar de blaas verschuift.
- Wanneer het steentje de blaas bereikt voelt u misschien vaker aandrang om te plassen.
- Er kan een beetje bloed in uw plas zitten als er een steen in de urinewegen zit. Dit is bij onderzoek van de urine te zien. Soms is uw plas dan ook roze van kleur.
- Na enkele dagen zijn de klachten bijna altijd over. Meestal komt de steen na enkele dagen namelijk in de blaas.
- Een paar dagen later plast u de steen uit. Soms gebeurt dat pas na enkele weken. Het uitplassen van de steen doet meestal geen pijn meer, vaak merkt u het niet eens. Dat komt omdat de plasbuis wat wijder is dan de urineleider.
Behandeling
Stap 1: Afwachten, eventueel met pijnstilling. Bij stenen <5 mm wordt deze meestal vanzelf uitgeplast. 
Stap 2: Dieetadviezen
Stap 3: Vergruizen 
Stap 4: Operatief verwijderen van de steen.

Slide 14 - Diapositive

Streef naar een urineproductie van minimaal 2 liter per dag. Om dit te bereiken is minstens eenzelfde hoeveelheid aan vochtinname nodig. Als de zorgvrager veel drinkt, wordt de urine verdund, waardoor zouten minder snel neerslaan.
Drink voor het slapengaan.
Drink op het moment van een koliekaanval niet (veel).
Eet gezond: beperk de hoeveelheid dierlijk eiwit en zout in het dieet. Dierlijk eiwit zit in vlees en kan zure urine veroorzaken. Inname van veel zout heeft tot gevolg dat er meer zout in de urine komt, zodat de kans op het ontstaan van stenen groter wordt.
Streef naar een normale calciuminname. Het volgen van een calciumvrij of -arm dieet heeft geen zin, omdat dit leidt tot meer opname van oxaalzuur. Daardoor kunnen er juist calciumoxalaatstenen gevormd worden.
De vorming van urinezuurstenen wordt voorkomen met het medicijn allopurinol. Dit remt de afgifte van urinezuur aan de urine.
De vorming van struvietstenen wordt voorkomen door antibiotica voor te schrijven bij een blaasontsteking.
Prognose
De kans dat een niersteen terugkomt is vrij groot: 

- 30-40% na 5 jaar

- 50-60% na 10 jaar 

- 70-75% na 20 jaar.

Slide 15 - Diapositive

Streef naar een urineproductie van minimaal 2 liter per dag. Om dit te bereiken is minstens eenzelfde hoeveelheid aan vochtinname nodig. Als de zorgvrager veel drinkt, wordt de urine verdund, waardoor zouten minder snel neerslaan.
Drink voor het slapengaan.
Drink op het moment van een koliekaanval niet (veel).
Eet gezond: beperk de hoeveelheid dierlijk eiwit en zout in het dieet. Dierlijk eiwit zit in vlees en kan zure urine veroorzaken. Inname van veel zout heeft tot gevolg dat er meer zout in de urine komt, zodat de kans op het ontstaan van stenen groter wordt.
Streef naar een normale calciuminname. Het volgen van een calciumvrij of -arm dieet heeft geen zin, omdat dit leidt tot meer opname van oxaalzuur. Daardoor kunnen er juist calciumoxalaatstenen gevormd worden.
De vorming van urinezuurstenen wordt voorkomen met het medicijn allopurinol. Dit remt de afgifte van urinezuur aan de urine.
De vorming van struvietstenen wordt voorkomen door antibiotica voor te schrijven bij een blaasontsteking.
De lengte van de urinebuis bij mannen is +/- 18 cm.

bij vrouwen is de lengte van de urinebuis ongeveer...
A
3 cm
B
7 cm
C
12 cm
D
18 cm

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Interne en externe kringspier
Rondom de urinebuis liggen twee sluitspieren.
- Interne sluitspier bestaat uit glad spierweefsel en staat niet onder controle van de wil.
- Externe sluitspier bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel en staat wel onder invloed van de wil. 

Bij aandrang ontspant de binnenste sluitspier automatisch. Tegelijk spant de blaasspier zich aan. Om te voorkomen dat urine het lichaam verlaat, moet de buitenste kringspier bewust aangespannen worden. 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Incontinentie

Incontinentie ontstaat wanneer de sluitspieren niet in staat zijn om de urine in de blaas te houden. 

Dit kan liggen aan de kracht van de sluitspieren, aan de activiteit van de blaas of aan de aansturing vanuit het zenuwstelsel. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vormen van incontinentie

- stressincontinentie (inspanningsincontinentie);
- urge-incontinentie (aandrangincontinentie);
- reflexincontinentie;
- overloopincontinentie;
- functionele incontinentie.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stress-incontinentie komt het vaakst voor bij....
A
Vrouwen die gespannen of angstig zijn.
B
Vrouwen die meerdere kinderen hebben.
C
Duursporters (bijv. marathonlopers)
D
Mensen die een dwarslaesie gehad hebben.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een blaasontsteking kan het gebeuren dat iemand zijn urine niet op kan houden. Dit is een vorm van...
A
stress-incontinentie
B
urge-incontinentie
C
functionele incontinentie
D
overloopincontinentie

Slide 21 - Quiz

Er zijn verschillende oorzaken van overactieve blaasklachten en urge-incontinentie:
- Overmatig gebruik van bijvoorbeeld koffie of alcohol.
- Verkeerd gebruik van de bekkenbodem tijdens het plassen. Hierbij komen ook vaker problemen met de ontlasting voor.
- Verzakking van de blaas of baarmoeder.
- Afwijkingen van de zenuwaansturing, zoals bij een dwarslaesie, multiple sclerose, Parkinson en herseninfarct.
- Veelal is er geen duidelijke oorzaak te vinden (idiopathisch).
Naast urineweginfecties is een andere oorzaak van urge-incontinentie.....

Slide 22 - Question ouverte

Er zijn verschillende oorzaken van overactieve blaasklachten en urge-incontinentie:
- Overmatig gebruik van bijvoorbeeld koffie of alcohol.
- Verkeerd gebruik van de bekkenbodem tijdens het plassen. Hierbij komen ook vaker problemen met de ontlasting voor.
- Verzakking van de blaas of baarmoeder.
- Afwijkingen van de zenuwaansturing, zoals bij een dwarslaesie, multiple sclerose, Parkinson en herseninfarct.
- Veelal is er geen duidelijke oorzaak te vinden (idiopathisch).
Een verschil tussen urge-incontinentie en reflexincontinentie is....
A
...de omstandigheden waaronder men urine verliest.
B
...de frequentie waarmee men urine verliest.
C
...het wel of niet voelen van aandrang

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij overloopincontinentie verliest men...
A
.... druppelsgewijs urine en is de blaas nooit leeg.
B
... druppelsgewijs urine en is de blaas altijd (vrijwel) leeg
C
... de hele inhoud van de blaas zodra er enige spanning op de blaaswand komt.
D
... de hele inhoud van de blaas zodra deze echt vol zit.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van functionele
incontinentie

Slide 25 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling 1: Urine-incontinentie is een risicofactor / oorzaak van urineweginfecties.
Stelling 2: Urineweginfecties zijn een risicofactor / oorzaak van urine-incontinentie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn niet juist

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een urineweginfectie wordt vrijwel altijd veroorzaakt door...
A
kou op de blaas
B
bacteriën
C
virussen
D
schimmels

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is meestal de bron van de bacteriën bij een urineweginfectie?
A
Wc-bril
B
Vagina
C
Darmen
D
Lucht

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem één of meer risicofactoren voor het krijgen van een urineweginfectie

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem één of meer symptomen van een infectie van de lagere urinewegen.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Prostatitis gaat altijd samen met...
A
urethritis
B
pyelitis
C
urosepsis
D
nefritis

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem één of meer symptomen van een infectie van het nierbekken of nieren.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Diagnostiek urineweginfectie
- Anamnese
         Wat kun je vragen?
- Lichamelijk onderzoek
        Wat kun je onderzoeken?
- Aanvullend onderzoek
       Welke aanvullende onderzoeken zou je kunnen (laten) 
        uitvoeren?

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer je weet welke bacterie de urineweginfectie veroorzaakt, dan geef je het best een....
A
smalspectrum antibioticum
B
breedspectrum antibioticum

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen / opmerkingen?

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions