Rekenen met kilometer, meter, centimeter en millimeter
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1
Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 10 min
Éléments de cette leçon
Rekenen met kilometer, meter, centimeter en millimeter
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun jij rekenen met kilometer, meter, centimeter en millimeter en weet jij hoe je deze grootheden kunt omzetten.
Slide 2 - Diapositive
Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zouden moeten kunnen.
Wat weet jij al over de grootheden kilometer, meter, centimeter en millimeter?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een kilometer?
Een kilometer is een afstand van 1000 meter. Het wordt afgekort als km.
Slide 4 - Diapositive
Leg kort uit wat een kilometer is en hoe het wordt afgekort.
Wat is een millimeter?
Een millimeter is een afstand van 0,001 meter. Het wordt afgekort als mm.
Slide 5 - Diapositive
Leg kort uit wat een millimeter is en hoe het wordt afgekort.
Rekenen met kilometer
Om te rekenen met kilometer moet je weten dat 1 km gelijk is aan 1000 m. Bijvoorbeeld: 2 km is gelijk aan 2000 m.
Slide 6 - Diapositive
Laat de studenten enkele voorbeelden geven van hoe je kunt rekenen met kilometer.
Rekenen met millimeter
Om te rekenen met millimeter moet je weten dat 1 mm gelijk is aan 0,001 m.
Bijvoorbeeld: 500 mm is gelijk aan 0,5 m.
1000 mm is gelijk aan 1 m.
10 mm is gelijk aan 1 cm.
100 cm is gelijk aan 1 m.
Slide 7 - Diapositive
Laat de studenten enkele voorbeelden geven van hoe je kunt rekenen met millimeter.
Omzetten van kilometer naar millimeter
Om kilometer om te zetten naar millimeter moet je vermenigvuldigen met 1.000.000. Bijvoorbeeld: 2 km is gelijk aan 2.000.000 mm.
Slide 8 - Diapositive
Laat de studenten enkele voorbeelden geven van hoe je kilometer kunt omzetten naar millimeter.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 9 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 10 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 11 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.