Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 6 Het auto-ongeluk
§ 6.2 Krachten vergroten
Slide 1 - Diapositive
Paragraaf 2: Krachten vergroten
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen, na deze les kan je
Het nut en de algemene kenmerken van hefbomen noemen en enige voorbeelden kunnen geven.
De definities van draaipunt, krachtpunt/krachtarm en lastpunt/lastarm en deze kunnen herkennen in diverse situaties.
De krachtsvergroting uitrekenen bij het gebruik van een hefboom.
De hefboomregel uitleggen.
Uitleggen wat onder het evenwicht bij een wip wordt verstaan en waarvan de aanwezigheid van evenwicht afhangt.
Bij evenwicht van een wip uitrekenen waar men moet zitten ten opzichte van het draaipunt of welke massaverhouding aanwezig moet zijn
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen, na deze les kan je
Extra stof
Uitleggen wat de kenmerken en het nut zijn van een hydraulisch apparaat.
Aangeven bij een hydraulisch apparaat waar grote krachten ontstaan als gevolg van kleinere krachten.
Bepalen met welke factor een kracht vergroot wordt bij een simpel hydraulisch apparaat .
Slide 4 - Diapositive
Waar gaan we het over hebben?
Hefbomen Kracht vergroten
Hefboomregel
Evenwicht
Slide 5 - Diapositive
Wat is een hefboom?
Met een hefboom kun je meer kracht uitoefenen. Je kunt op deze wijze zware lasten tillen. De hefboom draait om het draaipunt. Aan beide kanten van het draaipunt werkt een kracht. De afstand van de kracht tot het draaipunt is de arm van de kracht. Bekijk de volgende video!
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Hefbomen
Een hefboom heeft een lastpunt, krachtpunt en een draaipunt
draaipunt
krachtpunt
lastpunt
Slide 8 - Diapositive
De hefboom
een krachtpunt
een draaipunt
een lastpunt
Waar bevinden zich deze punten in het bovenstaande voorbeeld?
Slide 9 - Diapositive
Hefboom
Krachten in werktuigen
Slide 10 - Diapositive
Hoe krijg je een hefboom in evenwicht?
Slide 11 - Diapositive
Een wip
Een wip heeft 1 draaipunt en 2 armen.
Als de krachten aan het uiteinde van de wip gelijk zijn dan is de wip in evenwicht.
Slide 12 - Diapositive
Een wip
Een wip heeft 1 draaipunt en 2 armen.
Als de krachten aan het uiteinde van de wip verschillend zijn dan is de wip niet in evenwicht.
Slide 13 - Diapositive
Hoe reken je uit of er evenwicht is?
Slide 14 - Diapositive
Hoe reken je uit of er evenwicht is?
massa A x afstand AB = massa C x afstand BC
Open de link in de volgende slide.
Oefen met het verplaatsen van de
brandblussers en de afvalbak om
evenwicht te krijgen.
Speel het spel tot en met niveau 3 :-)
A
B
C
uitwerking
massa A = 500 N;
afstand AB = 3,3 m; afstand CB = 1,1 m; massa C = ?: massa A x afstand AB = massa C x afstand BC 500 x 3,3 = massa C x 1,1
1650 = massa C x 1,1 massa C = 1650 : 1,1 massa C = 1500 N
Slide 15 - Diapositive
https:
Slide 16 - Lien
Slide 17 - Vidéo
Hoe werkt een hefboom?
A
Door een hefboom wordt het voorwerp minder zwaar
B
Een langere arm zorgt ervoor dat je minder kracht nodig hebt
C
Hoe korter de arm van de werkkracht, hoe gemakkelijker
D
Hoe langer de arm van draaipunt naar voorwerp hoe gemakkelijker je het op kunt tillen
Slide 18 - Quiz
Sleep de woorden naar de juiste plek.
draaipunt
krachtpunt
lastpunt
Slide 19 - Question de remorquage
Waarom wordt een hefboom meestal gebruikt?
A
Om een grote kracht op iets te kunnen uitoefenen.
B
Om een kleine kracht op iets te kunnen uitoefenen.
C
Om iets op te tillen.
D
Om iets te verplaatsen dat je niet met je handen kunt aanraken.
Slide 20 - Quiz
Carolien (40 kg) en Karel (80 kg) zitten samen op een wip. De wip is in evenwicht. Welke uitspraak is waar?
A
Als Carolien op 2 meter van het draaipunt zit, dan zit Karel op 4 meter van het draaipunt.
B
Als Carolien op 4 meter van het draaipunt zit, dan zit Karel op 2 meter van het draaipunt.
C
Als Carolien op 4 meter van het draaipunt zit, dan zit Karel op 1 meter van het draaipunt.
D
Als Carolien op 4 meter van het draaipunt zit, dan zit Karel ook op 4 meter van het draaipunt.
Slide 21 - Quiz
In afbeelding is een hefboom getekend. Aan de rechterkant hangt 100 N op een afstand van 100 cm van het draaipunt. Aan de linkerkant wordt op 25 cm van het draaipunt een gewichtje gehangen. Hoeveel newton moet het gewichtje zijn om evenwicht te maken?