Krachten les 3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 3   Krachten

Les 2

paragraaf 1:

krachten tekenen

paragraaf 2:

zwaartekracht

Opbouw van de les

• Bespreken leerdoelen
• Terugblik op vorige les
• Aantekening groot- en eenheden
• Uitleg zwaartekracht berekenen
• Aan de slag
• Bespreken opdracht
• Terugblik op leerdoelen

Leerdoelen deze les

3.1.3 Je kunt een kracht tekenen als een pijl, met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

3.1.4 Je kunt tekenen hoe de zwaartekracht aangrijpt in het zwaartepunt van een voorwerp.

3.1.5 Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming. (extra stof)

3.2.3 Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.

3.2.4 Je kunt een kracht tekenen op een gegeven of een zelfgekozen krachtenschaal.

Hoe zie je dat een kracht werkt of heeft gewerkt;

a Op de elastiek bij de jongen ?

b Op de polsstok ?    c) Op de auto ?

Hoe heet de kracht die ervoor zorgt dat het elastiek een flink eind uitrekt?

1. spierkracht
2. veerkracht
3. spankracht
4. zwaartekracht

Hoe heet de kracht die wordt uitgeoefend op de handen van de jongen?

1. spierkracht
2. veerkracht
3. spankracht
4. zwaartekracht

Maak een foto van je tekening en zet deze hier neer.

Aan de slag

Bestudeer paragraaf 3.1

Kies: Samenvatting maken

Opdrachten verder maken,

Opschrijven wat je nog niet begrijpt. 

Zwaartekracht

Overal op aarde even groot: 

10 N/kg (afgerond). 

Dus aan elke kilo trekt de aarde met een kracht van 10 N.

Op andere planeten andere zwaartekracht 

op dezelfde kilo!

Zwaartekracht en valversnelling

Zwaartekracht = massa x zwaartekrachtconstante

Fz = m x g 

Fz: zwaartekracht in N

m: massa in kg

g: zwaartekrachtconstante (engelse gravity) 10 N/kg

Voorbeeldopgave

Een glas water heeft een massa van 350 gram. Bereken de zwaartekracht op het glas water..

1. gegevens: m = 350 gram = 0,35 kg

                           g = 10 N/kg

2. Gevraagd: Fz= ? N

3. Formule + oplossing:

Fz = m x g

Fz = 0,35 x 10 = 3,5 N

Aan de slag

Lezen paragraaf 3.2

Maken opdracht 1 t/m 5

Het symbool voor zwaartekracht is

1. F
2. F​z​​
3. F​g​​
4. F​s​​

De zwaartekracht op Bas is 650 Newton. Bereken de massa van Bas.

Leerdoelen deze les

3.1.3 Je kunt een kracht tekenen als een pijl, met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

3.1.4 Je kunt tekenen hoe de zwaartekracht aangrijpt in het zwaartepunt van een voorwerp.

3.1.5 Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming. (extra stof)

3.2.3 Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.

3.2.4 Je kunt een kracht tekenen op een gegeven of een zelfgekozen krachtenschaal.