Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
Leerdoelen behandelen
Uitleg met video's over de leerdoelen
Opdrachten nakijken
Samen de opdrachten maken
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Ik ben helemaal klaar voor deze les?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Sondage
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 - Waarom verzeker je dat?
3TL
Slide 4 - Diapositive
Wat moet je kennen/ kunnen?
Je kunt uitleggen of het zinvol is om iets te verzekeren.
Je weet wat een premie is.
Je weet wanneer een premie hoger of lager wordt.
Je kan de kosten van een verzekering berekenen.
Slide 5 - Diapositive
timer
1:00
Verzekeren?
Slide 6 - Carte mentale
Slide 7 - Vidéo
Samenvatting verzekeren
Verzekeren doe je voor een onzeker voorval (=je weet niet zeker of het gebeurt) in de toekomst.
Hoe hoger het risico dat het onzekere voorval gebeurt, hoe hoger de premie (=bedrag per maand om verzekerd te zijn) die je betaalt
Als je een eigen risico (=je betaalt een deel van de schade zelf) neemt betaal je minder premie.
Slide 8 - Diapositive
Waarom betaal je minder premie bij een hoger eigen risico?
Slide 9 - Question ouverte
Polis
Een bewijs van verzekering.
Slide 10 - Diapositive
www.interpolis.nl
Slide 11 - Lien
Verzekerings-voorwaarden
Hierin staan de rechten en de plichten van de verzekerde en de verzekeraar.
Slide 12 - Diapositive
Noem een voorbeeld van een recht en een plicht van een verzekerde.
Slide 13 - Question ouverte
Verzekeringkosten
Je moet premie betalen. Daarnaast betaal je eenmalig poliskosten (voor het opmaken van de polis). Over de premie en de poliskosten moet je assurantiebelasting betalen.
Slide 14 - Diapositive
Berekening verzekeringskosten
Premie €
Poliskosten € +
Totaal €
Assurantiekosten € + (deze neem je van totaal)
Verzekeringskosten €
Slide 15 - Diapositive
voorbeeldsom
berekening totale verzekeringskosten
Jaap heeft een AVP verzekering. De premie bedraagt € 40,00 per maand.
De poliskosten zijn € 5,00. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de totale verzekeringskosten.
Premie € 40
Poliskosten € 5 +
Totaal € 45
Ass. bel € 9,45 + ( €45 : 100 x 21%)
verz. kosten € 54,45
Slide 16 - Diapositive
Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten.
timer
2:00
Slide 17 - Question ouverte
verzekerde waarde
De premiekosten zijn afhankelijk van het bedrag wat je verzekert. Hiernaast zie je een voorbeeld van een fietsverzekering. In de eerste kolom vind je de verzekerde waarde. Hoe hoger deze wordt, hoe hoger de premie.
bron: www.allianz-assistance.nl
Slide 18 - Diapositive
regio
Bij een fietsverzekering is de regio waar je woont ook van invloed. In de randstad is het risico van diefstal groter dan in het noorden van het land.
bron: www.allianz-assistance.nl
Slide 19 - Diapositive
Jay koop een fiets van € 780. Hij wil hem verzekeren tegen diefstal voor 5 jaar. Hij woont in regio 3. Wat betaalt hij aan premie?
timer
2:00
Slide 20 - Question ouverte
Waar hangt de hoogte van de premie van af bij een verzekering?
Slide 21 - Question ouverte
Verschillende verzekeringen
Soorten verzekeringen:
AVP (Par.4.2)
Inboedelverzekering (Par.4.2)
Opstalverzekering (Par.4.2)
WA-verzekering (Par.4.3)
Cascoverzekering (Par.4.3)
Zorgverzekering (Par.4.4)
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Wat moet je kennen/ kunnen?
Je kunt uitleggen of het zinvol is om iets te verzekeren.
Je weet wat een premie is.
Je weet wanneer een premie hoger of lager wordt.
Je kan de kosten van een verzekering berekenen.
Slide 24 - Diapositive
Noem twee dingen die nog niet wist voor deze les?
Slide 25 - Question ouverte
Waar heb je nog vragen over of wil je extra mee oefenen?
Slide 26 - Question ouverte
Tips voor mij n.a.v. deze les?
Slide 27 - Question ouverte
Planning
Je maakt de opdrachten 1 t/m 11
Niet af? Noteer het dan in je agenda.
Slide 28 - Diapositive
Juist of onjuist? Hoe hoger het risico, hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Een ... verzekering dekt de schade die je door brand, inbraak of waterlekkage hebt aan de spullen in je huis.
A
opstal
B
inboedel
Slide 30 - Quiz
AVP staat voor Aansprakelijkheids Verzekering voor Personen
A
waar
B
niet waar
Slide 31 - Quiz
Welke van de volgende autoverzekeringen is verplicht?