Grammatica zinsontleding les 5

Welkom
Ga lekker zitten op je plek en pak alvast: 
     je schrift.        
 je leesboek

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga lekker zitten op je plek en pak alvast: 
     je schrift.        
 je leesboek

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les kun je onderstaande zinsdelen benoemen:
  • Onderwerp (Les 21)

Vandaag (of in de volgende lessen) kun je onderstaande zinsdelen benoemen:
  • Lijdend voorwerp (Les 75)


Slide 2 - Diapositive

Vandaag:
  • Lezen in je leesboek
  • Huiswerk nakijken: het onderwerp
  • Nieuw: zinsdeel: het lijdend voorwerp
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Diapositive

In stilte lezen, schrift met huiswerk op de hoek van je tafel & drillsters af
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk voor vandaag, klassikaal nakijken:


  • Onderwerp (Les 21, blz. 46-47)
  • Lees zelfstandig de theorie (blz. 46) goed door.
  • Maak: opdr. 3, 4, 5, 6, schrijf de antwoorden op in je schrift.
  • Kern Digitaal/les 21: maak Drillster 1 en Drillster 2.

timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Nu: Het lijdend voorwerp
Zelfstandig aan het werk:
Casper, Delphine, Dino, Emma, Isis, Joshua, Louana, Rayan, Sem, Victor
Ga in stilte zelfstandig aan de slag met:
  • Lijdend voorwerp (Les 75, blz. 154-155)
  • Lees zelfstandig (in stilte) de theorie goed door.
  • Maak: opdr. 3, 5, 6
  • Schrijf de antwoorden op in je schrift.
  • Klaar? Ga naar Kern Digitaal/les 75: maak Drillster 1 en Drillster 2.
  • Klaar? Oefenen met zinsdelen:  https://www.cambiumned.nl/oefenen/grammatica/zinsdelen/

Slide 6 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen:
Wie/wat + persoonsvorm/werkw.gez + onderwerp?
Voorbeeld
  • Mark gaf mij gisteren een cadeautje. 
  • - Persoonsvorm: Gaf Mark mij gisteren een cadeautje?
  • - Onderwerp:  Wie gaf? Mark
  • - Lijdend voorwerp: Wat +gaf+ Mark? een cadeautje

Slide 7 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Marjan heeft vandaag appels gekocht.
A
vandaag
B
appels
C
Marjan
D
heeft gekocht

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Morgen krijg ik een nieuwe fiets.
A
Morgen
B
krijg
C
ik
D
een nieuwe fiets

Slide 9 - Quiz

Benoem: PV, WW.GEZ., OND & LV
  • Marjan heeft een mooi gedicht geschreven

  • Gisteren bracht ze een goed boek mee

  • De ober heeft het glas gegeven.

Slide 10 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
Zelfstandig aan het werk: Casper, Delphine, Dino, Emma, Isis, Joshua, Louana, Rayan, Sem, Victor
Ga in stilte zelfstandig aan de slag met:
  • Lijdend voorwerp (Les 75, blz. 154-155)
  • Lees zelfstandig (in stilte) de theorie goed door.
  • Maak: opdr. 1, 3, 5, 6
  • Schrijf de antwoorden op in je schrift.
  • Klaar? Ga naar Kern Digitaal/les 75: maak Drillster 1 en Drillster 2.
  • Klaar? Oefenen met zinsdelen:  https://www.cambiumned.nl/oefenen/grammatica/zinsdelen/

Slide 11 - Diapositive

Nu zelf oefenen met zinsdelen:
https://www.cambiumned.nl/oefenen/grammatica/zinsdelen/

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
  • Les 75: Het lijdend voorwerp
  • Maak: opdr. 1, 3, 5, 6
  • Schrijf de antwoorden op in je schrift.
  • Maak: Kern Digitaal/les 75: maak Drillster 1 en Drillster 2.
  • Lees minimaal een half uur in je eigen leesboek

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welke woordsoorten ken je?

Slide 15 - Carte mentale

Woordsoorten
1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Voorzetsel
5. Werkwoord
6. Telwoord

Slide 16 - Diapositive

Woordsoorten

Slide 17 - Diapositive

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 18 - Quiz

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quiz

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
telwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord

Slide 20 - Question de remorquage