Test jezelf: werkwoordspelling 2.0

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm
tegenwoordige tijd


Wat is de regel?

Slide 2 - Diapositive

Hij (verven) vandaag zijn slaapkamermuur blauw.

Slide 3 - Question ouverte

Ik (vinden) het heerlijk om de hele dag op school te zitten.

Slide 4 - Question ouverte

Mijn vader (houden) van de geur van gemaaid gras.

Slide 5 - Question ouverte

Job (benaderen) de zwarte kat voorzichtig.

Slide 6 - Question ouverte

Het (gebeuren) wel eens dat leerlingen fouten maken in werkwoordspelling, maar dat is nergens voor nodig!

Slide 7 - Question ouverte

De chauffeur (laden) zijn vrachtwagen in recordtempo vol.

Slide 8 - Question ouverte

Wat voor cijfer geef jij jezelf voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
een 4 of lager
B
tussen de 4 en de 6
C
Tussen de 6 en de 8
D
Een 8 of hoger

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm
verleden tijd



Wat is de regel?

Slide 10 - Diapositive

De quizmaster (verloten) na afloop van de quiz een presentje.

Slide 11 - Question ouverte

Vanmorgen (beantwoorden) alle ouders hun e-mail.

Slide 12 - Question ouverte

De kleuters (zwemmen) nog wat angstig in het kinderbad.

Slide 13 - Question ouverte

De docent (het afraden) om niet goed op te letten.

Slide 14 - Question ouverte

Zijn vrienden (willen) het liefst samen voetballen.

Slide 15 - Question ouverte

De tornado (verwoesten) alle kleinere huizen in het dorp.

Slide 16 - Question ouverte

Wat voor cijfer geef jij jezelf voor de persoonsvorm verleden tijd?
A
een 4 of lager
B
tussen de 4 en de 6
C
Tussen de 6 en de 8
D
Een 8 of hoger

Slide 17 - Quiz

Het voltooid deelwoord
Wat is de regel?

Slide 18 - Diapositive

Zijn jullie ook zo snel naar huis (fietsen)?

Slide 19 - Question ouverte

Ik baal ervan dat mijn vriendin naar Emmen is (verhuizen).

Slide 20 - Question ouverte

De burgemeester van de stad is opnieuw (verkiezen).

Slide 21 - Question ouverte

Op de vraag heeft de jongen bevestigend (antwoorden).

Slide 22 - Question ouverte

Heb jij je cijfer voor maatschappijleer al (checken)?

Slide 23 - Question ouverte

Is dat ongeluk nou gisteren of eergisteren (gebeuren)?

Slide 24 - Question ouverte

Wat voor cijfer geef jij jezelf voor het voltooid deelwoord?
A
een 4 of lager
B
tussen de 4 en de 6
C
Tussen de 6 en de 8
D
Een 8 of hoger

Slide 25 - Quiz

En tot slot: welk onderdeel van werkwoordspelling vind jij het moeilijkst?
A
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
Persoonsvorm verleden tijd
C
Voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Dan heb je nog...
  • Onvoltooid deelwoord
    lopend, zwemmend, fietsend, dansend
  • Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    de verbrede weg, de vergrote foto

Slide 27 - Diapositive

Voorbeeld van een toetsvraag
Om een uitbraak van legionella te (voorkomen), (worden) het vlees van de (slachten) kippen direct (weggooien).

Josefien (verbeelden) zich dat ze later succesvol (worden) als actrice, maar de kans dat dit daadwerkelijk (gebeuren) is erg klein.


Slide 28 - Diapositive