GT2 H5 oefentoets

Hoe hebben de rivieren het Nederlandse landschap opgebouwd?

A
De rivieren legden zand neer als zij overstroomden (sedimentatie)
B
De rivieren hebben het zand als zij overstroomden meegenomen naar de zee
C
De rivieren hebben geen invloed gehad op de landschapsvorming
D
De rivieren hebben vooral veel grote rotsen meegenomen naar de zee
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe hebben de rivieren het Nederlandse landschap opgebouwd?

A
De rivieren legden zand neer als zij overstroomden (sedimentatie)
B
De rivieren hebben het zand als zij overstroomden meegenomen naar de zee
C
De rivieren hebben geen invloed gehad op de landschapsvorming
D
De rivieren hebben vooral veel grote rotsen meegenomen naar de zee

Slide 1 - Quiz

Hoe heeft de zee invloed gehad op het Nederlandse landschap?
A
De zee overspoelde laag Nederland
B
De zee overspoelde laag en hoog Nederland
C
De zee werd door de rivieren terug gedrongen
D
De zee heeft weinig invloed gehad

Slide 2 - Quiz

Hoe heeft veen het Nederlandse landschap opgebouwd?
A
Veen ontstond voor de ijstijd
B
Veen stierf af en verdween in de grond
C
Veen groeide op zandgronden
D
Veen groeide op oude resten planten en zorgde voor moerasvorming

Slide 3 - Quiz

De eerste mensen in Nederland gingen wonen in.....?
A
Oost Nederland
B
West Nederland

Slide 4 - Quiz

Wat is een polder?
A
een gebied waar mensen het water naar de rivier pompen
B
een gebied in hoog Nederland waar mensen water wegpompen
C
een bedijkt gebied waar mensen de waterstand regelen
D
een gebied in Nederland waar molens staan

Slide 5 - Quiz

Zuiderzeewerken zijn aangelegd om....?
A
Gemakkelijk van Friesland naar Noord Holland te kunnen reizen
B
Voor de sier en te laten zien hoe goed wij met water zijn
C
Omdat men van het IJsselmeer een zoetwater gebied wilde maken
D
Om watersnoodrampen te voorkomen

Slide 6 - Quiz

Bij de watersnoodramp van 1953 verdronken .... mensen
A
180
B
1800
C
18000
D
18

Slide 7 - Quiz

Broeikasgassen zijn:
A
Methaan
B
Koolstofdioxide (CO2)
C
Waterdamp
D
Stikstof

Slide 8 - Quiz

Zonder het broeikaseffect zou het in Nederland.... graden kouder zijn.
A
13 graden
B
23 graden
C
33 graden
D
43 graden

Slide 9 - Quiz

Het broeikaseffect zorgt voor....?
A
Verkoeling van onze atmosfeer
B
Smelten van de ijskappen
C
Meer broeikasgassen in de atmosfeer
D
Verwarming van onze atmosfeer

Slide 10 - Quiz

Het versterkt broeikaseffect is te wijten aan....?
A
De mens
B
De aarde zelf
C
Invloed van de zon
D
eb en vloed

Slide 11 - Quiz

Het versterkt broeikaseffect geeft steeds meer broeikasgassen in de atmosfeer, dat komt door...
A
Huishoudens
B
Industrie
C
landbouw
D
alle drie

Slide 12 - Quiz

Het broeikaseffect kun je aanpakken door mitigatie en adaptatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Mitigatie betekent:
A
maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verhogen
B
maatregelen om de uitstoot van zuurstof te verminderen
C
maatregelen om de uitstoot van Co2 over te dragen aan een volgende generatie
D
maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen

Slide 14 - Quiz

Met het extra zand opspuiten op het strand en in de duinen bescherm je de kust?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een zandmotor legt men aan voor...?
A
Verbetering van de kwaliteit van het zand
B
Verdediging van de kust
C
Het ondieper maken van de zee
D
Voor winnen van extra strand voor recreatie

Slide 16 - Quiz

Door heftigere buien kan wateroverlast ontstaan in de steden hiervoor maakt men:
A
Wadi's
B
Groene daken
C
Waterpleinen
D
Watervallei

Slide 17 - Quiz

Een nevengeul maken bij Nijmegen voor wateropvang is een vorm van...?
A
Mitigatie
B
Mitochondrien
C
Adaptatie
D
Adoptie

Slide 18 - Quiz

Wat vind je het moeilijkst in dit hoofdstuk?
timer
0:45

Slide 19 - Question ouverte