Basis Recht - oefenen examenmatrijs 1.1 - 2.3 - bij eerste toets
Basis Recht - oefenen examenmatrijs 1.1 - 2.3 - bij eerste toets
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMBOStudiejaar 1,2
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 200 min
Éléments de cette leçon
Basis Recht - oefenen examenmatrijs 1.1 - 2.3 - bij eerste toets
Slide 1 - Diapositive
HOE? (1)
je werkt alleen (tafels uit elkaar)
Lees de examenmatrijs
Zoek het juiste hoofdstuk (zie bovenaan je hand-out)
zoek in het hoofdstuk op waar het matrijsnummer over gaat
we behandelen de nummers één voor één
Slide 2 - Diapositive
HOE? (2)
bedenk zelf een toetsvraag + antwoord bij het matrijsnummer dat aan de beurt is (we beginnen bij 1.1) gebruik daarbij goed Nederlands
de vraag zet je in LessonUp
Het antwoord schrijf je alleen voor jezelf op
Slide 3 - Diapositive
HOE? (3)
de docent draait de vragen om
beantwoord alle vragen van je klasgenoten, zet de naam erbij
laatste stap: gezamenlijk nakijken per vraag
Slide 4 - Diapositive
1.1 Ik benoem kenmerken van de Nederlandse constitutionele monarchie en democratische rechtsstaat (Koning staatshoofd, positie Koning in de Grondwet, vrije verkiezingen, parlementair stelsel, respect voor grondrechten, overheid gebonden aan wet, onafhankelijke rechters oordelen).
Slide 5 - Question ouverte
1.2 Ik herken of een gegeven grondrecht een klassiek of sociaal grondrecht is.
Slide 6 - Question ouverte
1.3 Ik stel in een situatie vast welk klassiek of sociaal grondrechtartikel uit de Grondwet van toepassing is.
Slide 7 - Question ouverte
1.4 Ik herken het verschil tussen rechtsregels en andere regels.
Slide 8 - Question ouverte
1.5 Ik noem de volgorde van de stappen in het wetgevingsproces.
Slide 9 - Question ouverte
1.6 Ik beschrijf de functies van het recht (normatieve, geschil oplossende, aanvullende en instrumentele).
Slide 10 - Question ouverte
1.7 Ik benoem welke organen welke rechtsregels/wetten uitvaardigen.
Slide 11 - Question ouverte
1.8 Ik bepaal in een situatie welke rechtsbron (wet, jurisprudentie, gewoonte en verdrag) van toepassing is.
Slide 12 - Question ouverte
2.1 Ik herken welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht, arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of publiekrecht behoren.
Slide 13 - Question ouverte
2.2 Ik stel in een situatie vast of het privaatrecht of publiekrecht van toepassing is.
Slide 14 - Question ouverte
2.3 Ik herken een natuurlijk persoon en rechtspersoon.