Week 10 - Fictie

FICTIE - BEELDSPRAAK
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

FICTIE - BEELDSPRAAK

Slide 1 - Diapositive

LESDOELEN
  • Aan het eind van de les kan de leerling een metafoor en vergelijking onderscheiden en deze ook herkennen in passages uit het boek Schaduwkind.
  • Na mijn uitleg in de les begrijp je hoe beeldspraak kan helpen om een beeld te versterken.
  • Tijdens de gehele les laat je zien dat je zachtjes fluisterend in groepjes kan samenwerken en zitten.

Slide 2 - Diapositive

                                                 BEELDSPRAAK
                                                                      is figuurlijke taal, je gebruikt                                                                            een ander woord voor het                                                                                   begrip/zaak/iets dat je wilt                                                                              gebruiken/uitleggen.

Slide 3 - Diapositive

BEELDSPRAAK > ALS-VERGELIJKING
Het gebruikte woord of zaak heeft een kenmerk die een overeenkomst heeft met de 'zaak' die je wilt uitleggen. Het woord 'als' verbindt de twee zaken.

VB: Klaas is zo sterk als een beer. // Als zwaluwen buitelen ze door de lucht,  de nog onsterfelijke woorden.

Slide 4 - Diapositive

Bedenk zelf een als-vergelijking.
Ik kies er zo drie uit.

Slide 5 - Question ouverte

BEELDSPRAAK > METAFOOR
Een metafoor lijkt op een als-vergelijking, maar het verschilt van elkaar: het woord 'als' staat en de zaak die je wilt uitleggen staan niet in de zin. Dus: Een ding doet iets (personificatie)

VB-1: Als-vergelijking: De man die zo kaal is als een biljartbal liep over straat.
VB-2: Metafoor: De biljartbal liep over straat.

Slide 6 - Diapositive

Schrijf eerst een als-vergelijking op en daarna een metafoor.

Slide 7 - Question ouverte

KLASSIKAAL LEZEN - SCHADUWKIND
  Een vrouw die haar man begraaft, wordt weduwe genoemd, een man die zonder zijn vrouw achterblijft, weduwnaar. Een kind zonder ouders is wees. Maar hoe’, zo schrijft P.F. Thomése in Schaduwkind, ‘heten vader en moeder van een gestorven kind?’


Slide 8 - Diapositive

SAMEN AAN DE SLAG!
Wat: De stukjes tekst lezen en daar twee metaforen en twee vergelijkingen uithalen.
Hoe: Je past de begrippen toe die jou net uitgelegd zijn. Als je ze hebt gevonden maak je samen 1 overzicht voor de docent.
Hulp: Jouw klasgenoten, aantekeningen en docent.
Tijd: 15 minuten (tot 14.35)
Uitkomst: 1 overzicht met daarop twee metaforen en twee vergelijkingen.
Klaar?: Je leest in stilte de tekst opnieuw en noemt iets wat je mooi vindt én iets wat je minder mooi vindt. Dit schrijf je in je eigen schrift. 

Slide 9 - Diapositive

Hoe vond je het om in een groepje samen te werken? Noem 1 ding wat je leuk of fijn vond en 1 ding wat anders kan.

Slide 10 - Question ouverte

Wat vond je van deze Fictie-les?
A
Erg stom!
B
Mwahh...
C
Wel oke eigenlijk.
D
Erg leuk!

Slide 11 - Quiz

Om het af te sluiten...
Woensdag gaan we weer zelf aan de slag met een verhaal en kijken we de toets uit de toetsweek na.

Slide 12 - Diapositive