3K Week 38 Lesson 2 (2.3 Writing; a/an + much/many)

Week 38: lesson 2
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Week 38: lesson 2

Slide 1 - Diapositive

Homework
Did everyone do their homework?

You needed to finish exercise A to D  of 2.3 Writing  today

Slide 2 - Diapositive


Last lesson

You can practice your writing skills

This lesson

You can practice your writing skills

Lesson goals

Slide 3 - Diapositive

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen vertrouwde dingen beschrijven.
2. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen een persoon beschrijven.
3. Je kent de woorden van les 2 (Words Lesson 2)
4. Je kan a &  an  gebruiken in correcte Engelse zinnen.
5. Je kan much & many gebruiken in correcte Engelse zinnen.


Slide 4 - Diapositive

Lesson plan

1.  A en an/ Much & many
2. Zelfstandig werken (E-G Lesson 2.3)
3. Check answers
4. Did we achieve our lesson goals?

Slide 5 - Diapositive

a of an
Waar we in het Nederlands "een" gebruiken, gebruiken we in het Engels: a of an
Bijvoorbeeld: 
A house
A lamp
An apple
An orphan

Slide 6 - Diapositive

a of an?
Maar wanneer a en wanneer an?
Wanneer je een klinker hoort aan het begin van het woord, gebruik je an: 
An apple
An orphan
An incredible week

Slide 7 - Diapositive

a of an?
Maar wanneer a en wanneer an?
Wanneer je een medeklinker hoort aan het begin van het woord, gebruik je an: 
A house
A lamp
A book
A nice day

Slide 8 - Diapositive

Let's practice a bit!

Slide 9 - Diapositive

.... girl.
A
A
B
An

Slide 10 - Quiz

.... amazing house
A
A
B
An

Slide 11 - Quiz

.... bad boy.
A
A
B
An

Slide 12 - Quiz

Much of many
Betekenen allebei "veel", 
Bijvoorbeeld:
There is much work to do
I don't like many cars.
I drank much water
Did he talk to many girls?


Slide 13 - Diapositive

Much of many?
Je gebruikt much bij ontelbare woorden, zoals vloeistoffen en materie: 
Much water, fun, money, air, juice, sleep

Slide 14 - Diapositive

Much of many?
Je gebruikt many bij telbare woorden, zoals woorden die in het meervoud staan (apples, houses)
Many girls, bottles, questions, friends, dreams

Slide 15 - Diapositive

Let's practice a bit!

Slide 16 - Diapositive

There is not .... water here.
A
Many
B
Much

Slide 17 - Quiz

I don't like .... teachers.
A
Many
B
Much

Slide 18 - Quiz

This movie isn't ... fun.
A
Many
B
Much

Slide 19 - Quiz

There are too .... plants in her house.
A
Many
B
Much

Slide 20 - Quiz

 Well done! Waarom deden we dit?
1. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen vertrouwde dingen beschrijven.
2. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen een persoon beschrijven.
3. Je kent de woorden van les 2 (Words Lesson 2)
4. Je kan a & an gebruiken in correcte Engelse zinnen.
5. Je kan much & many gebruiken in correcte Engelse zinnen.

Slide 21 - Diapositive

Lesson 2.3 Writing 
Now do the exercises of E,F & G of Lesson 2.3 (Writing)

You have 15 minutes & 
you work alone


timer
15:00
Finished early?
Continue working in lesson 2.3

Slide 22 - Diapositive

Check your answers of E,F,G & correct them! 
I will show the correct answers to you now.
Correct everything, so your score is 100% and there is no more RED left!

You have 10 minutes & 
you work alone


timer
10:00
Finished early?
Ga verder in lesson 2.3 

Slide 23 - Diapositive

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen vertrouwde dingen beschrijven.
2. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen een persoon beschrijven.
3. Je kent de woorden van les 2 (Words Lesson 2)
4. Je kan a &  an  gebruiken in correcte Engelse zinnen.
5. Je kan much & many gebruiken in correcte Engelse zinnen.


Slide 24 - Diapositive

Lesson goals:

You can practice your writing skills



Homework :

- All exercises of E to G of Lesson 2.3 Writing



Slide 25 - Diapositive

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen vertrouwde dingen beschrijven.
2. Je kunt in korte, eenvoudige zinnen een persoon beschrijven.
3. Je kent de woorden van les 2 (Words Lesson 2)
4. Je kan a &  an  gebruiken in correcte Engelse zinnen.
5. Je kan some & any gebruiken in correcte Engelse zinnen.


Slide 26 - Diapositive

Time left?  Let's play Kahoot!

 Enter the game PIN that I will show you now


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive