1A 28 maart 2023

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Nederlands 

28 maart 2023

[e-mail] 

EZLV41A

Hoe gaat het met jullie?

😒🙁😐🙂😃

Inhoud 

- Herhalen als / dan 

- Herhalen stellende, vergrotende en overtreffende trap

- herhalen betrekkelijke voornaamwoorden

- Opdrachten maken studiemeter / boek lezen 

Stellende trap  / vergrotende trap / overtreffende trap 

De overtreffende trap van kort is

1. kort
2. korter
3. kortst

De vergrotende trap van lang is

1. lang
2. langer
3. langst

De stellende trap van veel is

1. veel
2. meer
3. meest

De overtreffende trap van weinig is

1. weinig
2. weiniger
3. weinigen
4. minst

Betrekkelijke voornaamwoorden

Met betrekkelijke voornaamwoorden verwijs je naar woorden die eerder in de tekst staan.

Het-woorden  enkelvoud         De-woorden enkelvoud of meervoud

Dat/ dat                                      Die/ deze

Het geld dat wij hebben verdiend.

De jongen die een jong zusje heeft.

De plannen die Sandra had gemaakt.

Wat gebruik je:

• Na onbepaalde voornaamwoorden als iets, niets, alles of enige:
  

                 - Alles wat je hier ziet, is zelfgemaakt.

• Na dat of datgene:

                - Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.

• Als verwijzing naar een zin die ervoor staat:
  

                 - Ik ben heel ziek, wat niet goed uitkomt.

De betrekkelijke voornaamwoorden wat en wie verwijzen naar iets of iemand eerder in de tekst.

Verwijswoorden gebruik je in een tekst omdat...

1. verwijswoorden handig zijn om te gebruiken
2. het lezen hierdoor gemakkelijker wordt
3. de schrijver niet steeds hetzelfde woord wil gebruiken
4. de schrijver lui is

De studenten gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?

1. De studenten
2. Hard
3. Werk
4. Verwijswoorden

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Het programma ... gisteren de meeste kijkers trok, was boer zoekt vrouw.

1. wat
2. dat

Hier is het bureau ... je vorige week besteld had.

1. wat
2. dat

Is dat het meisje ... je gisteren in de trein leerde kennen?

1. wat
2. dat

Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die.

1. mooi/als
2. mooier/als
3. mooi/dan
4. mooier/dan

Boontjes vind ik net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten.

1. lekker/als
2. lekker/dan
3. lekkerder/als
4. lekkerder/dan

Onze televisie is even groot/groter als/dan jullie televisie.

1. groot/als
2. groot/dan
3. groter/als
4. groter/dan

Mijn scooter rijdt snel/sneller als/dan die van jou.

1. snel/als
2. snel/dan
3. sneller/als
4. sneller/dan

Opdrachten maken

Studiemeter > 2F af > 3F

zie studiemeter 

Kies de juiste volgorde van de zakelijke e-mail.

Emailadres

Onderwerpregel

Aanhef

Inleiding

Kern

Slot

Slotformule

Hallo, / Beste Ivo

1. formeel
2. informeel

Geachte heer Maes

1. formeel
2. informeel

Wij bieden u onze excuses aan voor het ongemak

1. formeel
2. informeel

Sorry voor het storen.

1. formeel
2. informeel

Groetjes

1. formeel
2. informeel

Met vriendelijke groet,

1. formeel
2. informeel

Het was mij een genoegen.

1. formeel
2. informeel

Formeel

- zakelijk taalgebruik

- Vaktaal

- Vaak naar onbekenden

U

Informeel

- sociale taal

- Persoonlijk

- vrienden

Jij/je

Wat is een geschikt emailadres voor een zakelijke mail?

1. [e-mail]
2. [e-mail]
3. [e-mail]
4. [e-mail]