09. Formuleren - trappen van vergelijking

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Wat gaan we doen vandaag?

1. Startopdracht (5 minuten)
2. Uitleg trappen van vergelijking (15 minuten)
3. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte) 

Startopdracht

Ontleed de volgende zinnen

pv, wg, ow, lv, mv, bwb

1. Hij eet een ijsje op het terras. 

2. Morgen mogen wij naar de gymzaal fietsen. 

3. Gisteren heeft de buurvrouw hem een dreun gegeven. 

Trappen van vergelijking

H5. Formuleren

Leerdoelen

• Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
• Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

stellende 

   trap

vergrotende 

trap

overtreffende 

trap

aardig

lekker

aardigst

saaier

lekkerder

liever

lekkerst

graag

meest 

fantastisch

liefst

saai

engst

vreemder

vreemd

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk

apps.noordhoff.nl

Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?

1. als
2. dan

Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?

1. als
2. dan

Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat gebruik je ...

1. als
2. dan

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.

1. als
2. dan

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.

1. 1) dan 2) dan
2. 1) dan 2) als
3. 1) als 2) dan
4. 1) als 2) als

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.

1. als
2. dan

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.

1. als
2. dan

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.

1. als
2. dan

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.

1. als
2. dan

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.

1. als
2. dan

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.

1. als
2. dan

Zelf aan de slag/huiswerk

• Maak: opdracht 1 t/m 5 op pagina 152 en 153 van je boek. Werk je online? Ga dan naar Hoofdstuk 5 - formuleren. Zorg dat je voor de opdrachten boven de 60% scoort.

• Klaar? Laat het even controleren en dan mag je aan                de slag met je boekverslag.

• De eerste tien minuten werken we in stilte.

Bij Jumbo verdien je als vakkenvuller net zoveel ... bij Albert Heijn

1. Als
2. Dan

Het gras bij de buren is altijd groener ... bij ons

1. Als
2. Dan

Lana vindt dit blauwe jasje veel mooier ... dat rode

1. Als
2. Dan

Volgens Ahmed ben je met de trein net zo snel in Almere ... met de auto

1. Als
2. Dan

Hoe kan dat nou? (1)... koffie is veel warmer (2)... die van mij

1. 1 = jou 2= als
2. 1 = jou 2 = dan
3. 1 = jouw 2 = als
4. 1 = jouw 2 = dan