HV1 GL ch 6 les 12

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programme
Jeu avec les mots (Bloc E)
Révision Grammaire
Jeu Grammaire
Travail individuel

Slide 2 - Diapositive

Jeu
Woorden bloc E

Geef de juiste vertaling van het woord. 
Noteer de letter die daarbij staat.

De gekozen letters vormen samen een woord.

Slide 3 - Diapositive

Traduis : Demain
A
O = morgen
B
I= daarna
C
A= eerst
D
E= gisteren

Slide 4 - Quiz

Traduis : Je connais
A
P = ik woon
B
R = ik ken
C
M= Ik ga
D
T = Ik zie

Slide 5 - Quiz

Traduis : Quelque chose
A
E = laat
B
K= omdat
C
B = iets
D
S = wat

Slide 6 - Quiz

Traduis : malade
A
E = ziek
B
L= moeder
C
G = daarna
D
N = samen

Slide 7 - Quiz

Traduis : Faire les magasins
A
a = kopen
B
g = voetballen
C
s = naar een terras gaan
D
i = winkelen

Slide 8 - Quiz

Gebruik de letters. Welk woord kun je maken uit Bloc E ?

Slide 9 - Question ouverte

Let goed op
Je krijgt nu een blaadje. 
Dit blaadje mag je gebruiken bij het spel... meer niet.
Het spel gaat over........
Aantekeningen maken
Aantekeningen maken

Slide 10 - Diapositive

ALLER - GAAN
Wat betekent Aller?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Futur proche
Wanneer gebruik je de Futur proche?

Hoe maak je de Futur proche?

Wat gebeurt er in de ontkenning?

Hoe vertaal je : Ik ga een pizza eten?
Waar let je op bij de woordvolgorde?

Slide 13 - Diapositive

Corriger ensemble
30b. 5. Ils (gaan dansen)________________ dans une discothèque.
           6. Vous (gaan spelen)_______________ de la guitare?

30c. 4. regarder - vas - tu - un match du PSG

30d. 3 Nous allons regarder le journal à la télé         (ne / n' ..... pas = niet)

                                                               Autres questions?

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verschil?
Tu vas visiter la Tour Eiffel?

Tu as visité la Tour Eiffel?

Slide 15 - Diapositive

Wat is het verschil?
Tu vas visiter la Tour Eiffel?
Jij gaat de Eiffeltoren bezoeken? (Futur proche)

Tu as visité la Tour Eiffel?
JIj hebt de Eiffeltoren bezocht? (passé composé)

Slide 16 - Diapositive

Le passé composé 

Slide 17 - Diapositive

Jeu Grammaire
In 2-tallen maak je de opdracht.
Je loopt langs kaartjes die zijn verstopt in het lokaal of op de gang bij het lokaal. 
Begin bij het nummer dat je krijgt van de docent en volg vervolgens de volgorde op het blaadje.
Voor elke kaartje krijg je een minuut de tijd (incl. zoeken van het kaartje)
Na een minuut gaat de zoemer en moet je naar het volgende kaartje. 
Het spel gaat over de Futur proche en de Passé composé.
Je mag je aantekening erbij houden. 

Aan het einde controleren we elkaars antwoorden. Dus schrijf netjes!


Slide 18 - Diapositive

Travail individuel
Faire exercices: 31 en 32
(schrijf 32 op een apart blaadje, zonder je naam!)

Corriger exerices de bloc H 

Slide 19 - Diapositive