woordvolgorde

SE toetsen
SE staat voor schoolexamen. Dit betekent dat deze toets al meetelt voor je examen.

Deze periode maak je twee SE toetsen.
* SE1 = VLOG (vóór TRAP 3 inleveren volgens schema)
* SE2 = Reading Test 3 (in TRAP 3)



1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

SE toetsen
SE staat voor schoolexamen. Dit betekent dat deze toets al meetelt voor je examen.

Deze periode maak je twee SE toetsen.
* SE1 = VLOG (vóór TRAP 3 inleveren volgens schema)
* SE2 = Reading Test 3 (in TRAP 3)



Slide 1 - Diapositive

VLOG OPDRACHT
De opdracht staat in Teams.

Lees de opdracht goed door. Zorg dat je deze goed voorbereidt. 
Lever je vlog op tijd in - volgens schema.
Let op! Dit is een schoolexamen toets!
Later aanleveren betekent: 
(cijfer + 1): 2 = cijfer SE en herkansing kwijt! 

Slide 2 - Diapositive

VLOG OPDRACHT
Er zijn vast nog veel dingen in je leven die je nog wilt doen, in het Engels noemen we dit een bucket list
Jij gaat een vlog maken over jouw bucket list! 

Bedenk van tevoren goed welke dingen er op jouw bucket list staan en wat je erover wilt vertellen. 

Slide 3 - Diapositive

VLOG OPDRACHT
Te denken valt aan: 
* welke opleiding wil je afronden/wat voor werk wil je later doen?
* is er een land waar je zeker nog eens naartoe wilt?
* welke activiteiten wil je zeker nog eens doen?
* zijn er dingen waar je misschien spijt van krijgt of eigenlijk te eng vindt?

Slide 4 - Diapositive

VLOG OPDRACHT
Eisen:
* in je vlog spreek je Engels!
* Je filmpje duurt minimaal 3 en maximaal 5 minuten.
* Je bent duidelijk en verstaanbaar in beeld.
* Je deelt je filmpje alleen via Teams.
* Je deelt je filmpje vóór de deadline zie schema! 
Altijd uiterlijk de vrijdag 23.59 uur van je deadline week.

Slide 5 - Diapositive

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie

Slide 6 - Diapositive

Opbouw van een zin 
Keith watches television in his room at bedtime.
Wie  -   doet   -       wat   -     waar      -   wanneer.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 12 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
waar
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 13 - Question de remorquage

Choose the sentence with the correct word order.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 14 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 15 - Quiz

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 16 - Quiz

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 17 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
my sister got Last yearmarried.
C
My sister last year got married.

Slide 18 - Quiz

Bijwoorden van Frequentie
Woorden die aangeven hoe vaak je iets doet.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen
- Is het w.w. een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter
                     (am, are, is, was, were)

Slide 21 - Diapositive

Dus....
1 werkwoord:             We always take the bus to school. 
(ervoor) 

2 werkwoorden:       I have never been to the USA.
(tussen)

am/are/is:                    Anke is  always funny! 
(erachter)

Slide 22 - Diapositive

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 23 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
Have ever you read a novel by J.R.R. Tolkien?
B
Have you read ever a novel by J.R.R. Tolkien?
C
Have you read a novel by J.R.R. Tolkien ever?
D
Have you ever read a novel by J.R.R. Tolkien?

Slide 24 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 25 - Quiz

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 26 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 27 - Quiz