Herhaling h4


Répétition h4
Les verbes réguliers en -er, -ir, -re
Avoir & être 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon


Répétition h4
Les verbes réguliers en -er, -ir, -re
Avoir & être 

Slide 1 - Diapositive

La règle: les verbes réguliers en -er
je parle
tu parles
il/elle/on parle
nous parlons
vous parlez
ils/elles parlent

Slide 2 - Diapositive

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij heeft een hekel aan (détester)
A
il détester
B
il détesta
C
il déteste
D
il détestes

Slide 3 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)
A
il rencontre
B
elle rencontre
C
ils rencontrent
D
nous rencontrons

Slide 4 - Quiz

La règle: verbes réguliers en -ir
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je choisis
tu choisis
il/elle/on choisit
nous choisissons
vous choisissez
ils/elles choisissent

Slide 5 - Diapositive

Vervoeg:
je (finir)

Slide 6 - Question ouverte

Vervoeg:
elle (remplir)

Slide 7 - Question ouverte

La règle: verbes réguliers en -re
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je rends
tu rends
il/elle/on rend
nous rendons
vous rendez
ils/elles rendent

Slide 8 - Diapositive

Vervoeg:
Sophie et Chloé (vendre)

Slide 9 - Question ouverte

Vervoeg:
tu (perdre)

Slide 10 - Question ouverte

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
-ons
-ez
-ent

Slide 11 - Question de remorquage

Avoir & être
Voor de passé composé moet je de werkwoorden être (zijn) en avoir (hebben) uit je hoofd kennen. 

Weet jij ze nog? Wij beginnen met avoir

Slide 12 - Diapositive

je/j'
tu
il / elle / on
nous
vous
ils/elles
ont
as
avons
avez
ai
a

Slide 13 - Question de remorquage

je/j'
tu
il / elle / on
nous
vous
ils/elles
sont
es
sommes
êtes
suis
est

Slide 14 - Question de remorquage

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 15 - Diapositive

STAP 1
Kies of je de passé composé gaat maken met 
être of met avoir

Slide 16 - Diapositive

Wanneer gebruik je avoir of être als hulpwerkwoord?

Gemakkelijke (maar niet altijd opgaande) regel:
gebruik hetzelfde hulpwerkwoord als wij in het Nederlands doen, exemple:
ik heb gegeven =
j' ai donné
hij is binnengekomen =
il est entré

Slide 17 - Diapositive

Wanneer het hulpww être in de passé composé?
  • Bij de wederkerende ww (met me,te,se, nous, vous, se):
Nous nous sommes levés tôt   = We zijn vroeg opgestaan
Je me suis lavé à 8h                      = Ik heb me gewassen om 8 uur
  • Bij de werkwoorden uit de volgende tekening: ze geven meestal een beweging aan, maar ook de ww naître (geboren worden), mourir (sterven) en rester (blijven) worden met être vervoegd.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

STAP 2

Maak het voltooid deelwoord .

Slide 20 - Diapositive

Voltooid deelwoord zelf maken:
  • Het werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
    Bijvoorbeeld: regarder  --> regarder --> regard --> regardé

  • Het werkwoord eindigt op -re: haal -re weg, zet er u voor in de plaats.
          Bijvoorbeeld: attendre --> attendre --> attend --> attendu

  • Het werkwoord eindigt op -ir: haal -ir weg, zet er i voor in de plaats.
    Bijvoorbeeld: choisir  --> choisir  --> chois  --> choisi

Slide 21 - Diapositive

STAP 3
LET OP!!!!
Deze stap doe je alléén als je bij stap 1 gekozen hebt voor être als hulpww!

Slide 22 - Diapositive

Deze stap alleen doen als je voor être gekozen hebt!
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
-
Je suis venu
e
Je suis venue
Meervoud
s
Ils sont venus
es
Elles sont venues

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive