§ 3.1 Stroom en schakelen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

§ 3.1 Stroom en schakelen

§ 3.1 Elektrische schakelingen

LEERDOELEN

In deze les leer je...

• hoe je elektrische schakelschema's tekent.
  
• wat het verschil is tussen de twee soorten schakelingen
  
• omgaan met een combinatie van serie- en parallelschakelingen.
  

Om thuis eerst nog even mee te oefenen:

Stukje herhaling van vorig jaar.

Beantwoordt de volgende vragen en kijk daarna nog het filmpje. 

Heb je dit thuis gedaan dan ben je goed voorbereid op de komende les!

Wat zorgt er voor het vervoer van elektrische energie door stroomdraden?

1. protonen
2. water
3. elektronen
4. gas

Wat doet een geleider?

1. Geeft stroom gemakkelijk door.
2. Houdt stroom tegen.

Wat doet een isolator?

1. Geeft stroom gemakkelijk door
2. Houdt stroom tegen

In welke eenheid meet je stroomsterkte?

1. V
2. W
3. A
4. P

In welke eenheid meet je spanning?

1. V
2. W
3. A
4. P

Wat is waar?

1. Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
2. Bij een parallelschakeling is de stroomsterkte overal even groot.

Zo, dat was de voorkennis. 

Ik hoop dat je alle vragen goed hebt beantwoord. 

Als dat niet zo was, geen probleem, in dit hoofdstuk ga we ze weer gebruiken, dus dan leer je ze wel. 

Nog even een opfrisser voor de komende les zodat je  weet waar we het over hebben, 

Kijk het filmpje op de volgende slide:

Je gaat nu het verschil leren tussen serieschakelingen en parallelschakelingen

Maar eerst nog even herhalen wat elektrische stroom ook al weer is:

Elektrische stroom

• Elektrische stroom in een draad bestaat uit bewegende elektronen.
  
• De spanningsbron pompt de elektrische stroom rond.
  
• Alle elektronen blijven in de stroomkring, er verdwijnen er geen!
  
• De elektronen vervoeren de elektrische energie.
  

Serie schakeling:          1 Lange stroomkring.
Parallel schakeling:     Verschillende stroomkringen die aan 

                                          elkaar geschakeld zijn

Symbolen die bij het tekenen van een schakeling gebruik worden

Regels voor het tekenen van stroomkringen

1. Gebruik altijd de goede symbolen! 
2. De draden worden alleen horziontaal of verticaal getekend.
3. Altijd hoeken van 90 graden tekenen.
4. De afstand tussen de apparaten in de tekening zegt niets over de werkelijke afstand.
5. Het schema moet zo overzichtelijk mogelijk zijn.

Een ampèremeter sluit je in serie aan en een voltmeter parallel.

Nu in groepjes aan de slag

Maak van § 3.1 vraag 1, 6, 9 t/m 15 (11 mag je overslaan)

Hoe meer je nu maakt des te minder huiswerk je straks hebt :)