1 KGT C7 §10 L1

Cursus 8 Spelling § 10 blz. 236
*Lesdoel: 
Je weet hoe je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd schrijft.

* Vorige les: start sterke en zwakke werkwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Cursus 8 Spelling § 10 blz. 236
*Lesdoel: 
Je weet hoe je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd schrijft.

* Vorige les: start sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Nakijken en controleren huiswerk


Opdracht 1 t/m 6 

Slide 2 - Diapositive

Wat is volgens jou een sterk werkwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Noem 3 voorbeelden van zwakke werkwoorden.

Slide 4 - Question ouverte

Hoe schrijf je de verleden tijd van het het werkwoord fietsen?

Slide 5 - Question ouverte

Aantekening Cursus 7 § 10 blz. 236

Slide 6 - Diapositive

Wat is een sterk werkwoord?
A
De stam van het werkwoord
B
Dat verandert van klank.
C
Dat verandert niet van klank.
D
Geen van allen.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn zwakke werkwoorden?
A
Werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.
B
Werkwoorden die je kunt doen.
C
Werkwoorden die in de verleden tijd eindigen op -de(n) of -te(n).
D
Werkwoorden die je overkomen.

Slide 8 - Quiz

Wat hoor je in de verleden tijd?


[trillen]
A
-te(n)
B
-de(n)

Slide 9 - Quiz

Wat hoor je in de verleden tijd?


[koken]
A
-te(n)
B
-de(n)

Slide 10 - Quiz

Wat is de verleden tijd van 'hij begroet'?
A
hij begroette
B
hij begroedde
C
Hij begreet
D
Hij begroete

Slide 11 - Quiz

Hoe spel je de verleden tijd van ontsnappen?
A
hij ontsnapte
B
hij ontsnaptte
C
hij ontsnapde
D
hij ontsnapdde

Slide 12 - Quiz

Wat is de verleden tijd van ‘schilderen’?
A
Schilderten
B
Schilderden

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Cursus 5 Grammatica §5> maken opdracht 1 t/m 6  
* Cursus 7 Spelling §10> maken opdracht 1 t/m 3



timer
20:00

Slide 14 - Diapositive

Ik ken het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
A
Ja!
B
Een beetje.
C
Helemaal niet.
D
Ik vind dit nog moeilijk.

Slide 15 - Quiz

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 16 - Diapositive