Examentraining leesvaardigheid

Examentraining Leesvaardigheid

BBL/KBL

Doel: Aan het eind van de les kennen wij de meest voorkomende tekstverbanden en de daarbij horende signaalwoorden.

Lesinhoud:

* Leesvaardigheid

* Verbanden en signaalwoorden

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. Voorbeeld
4. Reden

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. Voorbeeld
4. Reden

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?

1. Tijd
2. Vergelijking
3. Doel-middel
4. Reden

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden daardoor en zodat?

1. Voorwaarde
2. Reden
3. Doel-middel
4. Oorzaak-gevolg

Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.

1. Opsomming
2. Voorbeeld
3. Tegenstelling
4. Tijd

 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?

1. ze - aan
2. aan - met
3. toen - haal
4. eerst - toen

  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?

1. volgorde in tijd
2. opsomming
3. reden
4. conclusie

 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

1. maar
2. omdat

 Opdracht 4

Signaalwoord

Geen signaalwoord

 

   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

“Wanneer het volle maan is  

 en de maan het  dichtst bij  

 de aarde staat ...” Van welk  

 tekstverband is hier sprake? 

1. volgorde in tijd
2. tegenstelling
3. oorzaak-gevolg
4. opsomming

Noem 3 tekstverbanden en daarbij 2 signaalwoorden.