Cursus 5 Grammatica Zinsdelen Par. 1 persoonsvormen en zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij Nederlands

Planning

Lezen

Lidwoorden

Zelfstandige naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden

Blooket

Pak je leesboek voor je!

Leerdoel

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm in een zin aanwijzen. 

Aan het einde van de les kan ik een zin in zinsdelen verdelen.

Persoonsvorm en zinsdelen

NN Cursus 5 Grammatica paragraaf 2

Stap 1: Op zoek naar de pv

Drie manieren om de persoonsvorm te vinden:

1: De tijdproef

Mies maakte een grote blunder. 

Mies maakt een grote blunder. (maakt - maakte)

2: De vraagproef

Krul stond gisteren in het doel.

Stond Krul gisteren in het doel? (de PV - stond - komt vooraan te staan).

Wat is de persoonsvorm?

Ik vind chocolade erg lekker.

1. vind
2. chocola
3. lekker

Wat is de persoonsvorm?
De bouwvakkers zijn allemaal klaar met werken.

1. zijn
2. bouwvakkers
3. werken
4. klaar

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?

1. wij
2. Hebben
3. Hebben hardgelopen
4. gisteren

Wat is de persoonsvorm van deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.

1. gisteren
2. heeft
3. gewonnen
4. elftal

Wat is de persoonsvorm:
Wanneer zet jij je schoen?

1. wanneer
2. jij
3. schoen
4. zet

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. tijdproef
2. getalproef
3. zinsdeelproef
4. coronaproef

Stap 2: Zinsdelen

De zinsdeelproef: Welke woorden kun je samen vóór de persoonsvorm zetten?

Krul stond gisteren in het doel bij het Nederlands elftal.

Gisteren/ stond/ Krul/ in het doel/ bij het Nederlands elftal.

In het doel/ stond/ Krul/ gisteren/ bij het Nederlands elftal.

Bij het Nederlands elftal/ stond/ Krul/ gisteren/ in het doel.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.

1. 6
2. 5
3. 3
4. 4

Doe de tijdproef:
Zaterdag begint het weekend.

1. Begint zaterdag het weekend?
2. Zaterdag is het weekend begonnen.
3. Zaterdag begon het weekend.
4. Zaterdag werd het weekend.

Waar zijn de zinsdelen goed?

1. Anne/ en ik/ gaan vaak/ naar de bibliotheek.
2. Anne en ik/ gaan vaak naar de bibliotheek.
3. Anne en ik/ gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.
4. Anne en ik gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.

Wat ga je nu doen?

Blz. 202 - 203

Persoonsvorm en zinsdelen: Opdracht 1 t/m 5

Huiswerk nakijken van de vorige lessen.

Online trainen (cursus 5): alles van we gehad hebben!