Hoe een lening werkt en de kosten van een lening kunnen berekenen
Rekenen met een percentage
Slide 22 - Diapositive
Welke TWEE redenen zijn er om te lenen?
Slide 23 - Question ouverte
Waar of niet waar? De kosten van een lening bestaat uit de rente
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Uit welke twee delen bestaat een maandtermijn?
A
Aflossing en polis
B
Aflossing en premie
C
Rente en Aflossing
D
Rente en krediet
Slide 25 - Quiz
Leg uit wat aflossen betekent
Slide 26 - Question ouverte
Wat betekent kopen op afbetaling?
Slide 27 - Question ouverte
Aan de slag - Huiswerk
Maken Blz. 86 Herhalingsopdrachten 2.3
Klaar? Nakijken herhalingsopdrachten
Klaar? Oefentoets blz. 82
Slide 28 - Diapositive
Startactiviteit
Maken - Oefentoets blz. 82-83
Slide 29 - Diapositive
Agenda
- Startactiviteit
- Huiswerkcontrole
- Bespreken herhalingsopdrachten
- Herhalen paragraaf 2.4
- Aan de slag - Huiswerk
- Afsluiting
Slide 30 - Diapositive
Huiswerkcontrole
Blz. 86 herhalingsopdrachten 2.3
Slide 31 - Diapositive
2.4 Pinpas of portemonnee
Je hebt geleerd in deze paragraaf:
Waarom je een verzekering afsluit
Hoe een verzekering werkt en bij wie je die afsluit
Je kunt een premie vaststellen
Weet je welk gevolg eigen risico heeft
Slide 32 - Diapositive
Wat is verzekeren?
Slide 33 - Question ouverte
Welke verzekeringen zijn verplicht?
A
Zorgverzekering + WA-verzekering
B
Zorgverzekering + inboedelverzekering
C
WA-verzekeringen + reisverzekering
D
Inboedelverzekering + reisverzekering
Slide 34 - Quiz
Wat is een Polis?
Slide 35 - Question ouverte
Ivar koopt een fiets van € 675 en verzekert hem voor drie jaar tegen diefstal en schade, wat is zijn premie?
Slide 36 - Question ouverte
Jelte heeft een reisverzekering. Tijdens zijn vakantie raakt hij zijn koffer kwijt. Zijn schade is €585. Hij heeft een eigen risico van €65. Welk bedrag betaalt de verzekeringsmaatschappij?