Tekstdoelen en doelgroepen

 Doelgroep/ publiek (audience)
Lesdoelen:
  1. Je kunt uitleggen voor welke doelgroep een tekst geschreven is. (You can explain for which target group a text has been written.)



1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

 Doelgroep/ publiek (audience)
Lesdoelen:
  1. Je kunt uitleggen voor welke doelgroep een tekst geschreven is. (You can explain for which target group a text has been written.)



Slide 1 - Diapositive

De doelgroep 
  • Voor wie is de tekst bedoeld?  (Who is the text intended for?)
    Wie gaat die tekst lezen? (Who is going to read that text?)
    Jongeren, ouderen, autoliefhebbers, mbo-studenten, kleuters, jonge kinderen tussen 6 - 9 jaar, brugklasleerlingen, meisjes die van paarden houden, jongens die niet van voetbal houden, volwassenen. (Young people, the elderly, car enthusiasts, mbo-students, toddlers, young children between 6 and 9 years old, first year students, girls who love horses, boys who don't like football, adults.)
  • De schrijver past zijn taalgebruik aan de doelgroep aan. (The writer adapts his language to the target group.)
    U of jij, straattaal of vaktaal,(slang or jargon,) veel/weinig plaatjes (many/few pictures)


Slide 2 - Diapositive

De doelgroep
Je kunt erachter komen voor welke doelgroep een tekst is door: (You can find out which target group a text is for by:)
1. Te letten op het taalgebruik. (1. Pay attention to the language used. )
Teksten voor kleuters zijn gemakkelijker geschreven, dan teksten voor volwassenen. (Texts for toddlers are easier written than texts for adults.)

 2. Te kijken naar het uiterlijk van de tekst. ( 2. Looking at the appearance of the text.)
- Teksten voor kleine kinderen hebben veel plaatjes en weinig tekst. (- Texts for small children have many pictures and little text. )
- Teksten voor jongeren hebben veel kleur en opvallende lettertypes. (- Texts for young people have lots of color and striking fonts. )
- Teksten voor volwassenen hebben veel tekst, weinig kleur en weinig afbeeldingen. (- Texts for adults have a lot of text, little color and few images.)



Slide 3 - Diapositive

De doelgroep
3. Te letten op het onderwerp van de tekst. (3. To pay attention to the subject of the text. )
- Voor de ene doelgroep is het ene onderwerp heel interessant, voor de andere niet. (- One topic is very interesting for one target group, but not for another. )

- Niet iedereen vind een tekst over de PlayStation leuk. (Not everyone likes a text about the PlayStation. )

- De doelgroep voor een tekst over de PlayStation is 'mensen die de PlayStation leuk vinden'.  (- The target group for a text about the PlayStation is 'people who like the PlayStation'.)

Slide 4 - Diapositive

Oefenen
Wat is de doelgroep?

Slide 5 - Diapositive


A
Kleuters
B
Kinderen
C
Jongeren
D
Volwassenen

Slide 6 - Quiz


A
Mensen die graag koken
B
Studenten die willen leren koken
C
Studenten die van koken houden
D
Iedereen die graag kookt

Slide 7 - Quiz


A
Volwassenen
B
Volwassenen die het nieuws willen weten
C
Jonge kinderen
D
Jongeren

Slide 8 - Quiz


A
jonge kinderen
B
tieners
C
volwassenen
D
iedereen die van voetbal houdt

Slide 9 - Quiz

Welke tekstdoelen zijn er?
Informeren (to inform)
De schrijver wil informatie geven aan de lezer
Amuseren (to amuse)
De schrijver wil de lezer plezier geven
Activeren (to activate)
De schrijver wil de lezer iets laten doen
Instrueren/ Instructie geven (to give instructions)
De schrijver wil de lezer uitleggen hoe hij/zij iets moet doen.
Overtuigen (to convince)
De schrijver dat dat de lezer zijn mening krijgt. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instrueren/ Instructie geven
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instructie geven
D
Activeren

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 15 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Lien