Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
§2.2 Politiek in Athene
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt een beschrijving geven van vier verschillende manieren waarop een Griekse stadstaat kon worden bestuurd.
Je kunt uitleggen hoe de Atheense democratie ongeveer werkte en waardoor die anders was dan de democratie in Nederland.
Je kunt beschrijven hoe de democratie in Athene en andere Griekse stadstaten verdween.
Slide 2 - Diapositive
Tempel
stadsmuur
Agora
Haven
Platteland
Akropolis
theater
Slide 3 - Question de remorquage
Staatsvormen
De Griekse poleis waren in het begin vaak een monarchie. In een monarchie heeft een erfelijke koning (monarch) de macht.
Slide 4 - Diapositive
staatsvormen
Daarna ontstond de aristocratie. Dat gebeurde toen sommige vrije mannen meer inspraak eisten in ruil voor het verdedigen van de stad.
Een oligarchie lijkt op een aristocratie, maar is toch niet helemaal hetzelfde.
Slide 5 - Diapositive
staatsvormen
Soms lukte het één man om alle macht in handen te krijgen. Dat noemen we een tirannie.
Slide 6 - Diapositive
Staatsvormen
alle Atheense mannen met burgerrecht en die ouder waren dan 18 jaar mochten politieke besluiten nemen. Athene was hierdoor een democratie geworden: het volk had de macht.
Slide 7 - Diapositive
Democratie in Athene
Slide 8 - Diapositive
Hoe verschilt de Atheense democratie met de Nederlandse?
Atheense democratie
Nederlandse democratie
Politici hebben de politiek als beroep
De burgers mogen zelf over wetten stemmen
Vrouwen mogen niet meedoen in de politiek
Politici hebben naast politiek nog een ander beroep
Vrouwen mogen wel meedoen in de politiek
Iedere 4 jaar komt een nieuwe regering
Iedere maand komt een nieuwe regering
De burgers kiezen wie over de wetten stemmen
Slide 9 - Question de remorquage
Aan de slag
lees het laatste stukje van de paragraaf:
Het einde van de democratie
Slide 10 - Diapositive
Alexander de Grote was een echte veroveraar. Hij veroverde onder meer _____ en ook _____. Bij die veroveringen had hij veel soldaten nodig. Hij kon daarom niet toestaan dat de Griekse poleis zelf bleven beslissen over _____. De Griekse stadstaten verloren dus hun _____. Daarom vinden historici dat de Griekse democratie rond _____ ophield te bestaan.