§4 feit, mening en argumenten les 1

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie Cursus Meer dan lezen §4 
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan ik:
* feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

timer
10:00
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie Cursus Meer dan lezen §4 
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan ik:
* feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Mening of feit?
Blijf zitten als je denkt dat de stelling een mening is en sta op als je denkt dat deze een feit is.

Sporten is gezond.

Slide 3 - Diapositive

Mening of feit?
Blijf zitten als je denkt dat de stelling een mening is en sta op als je denkt dat deze een feit is.

Ik vind turnen een gave sport.

Slide 4 - Diapositive

Mening of feit?
Blijf zitten als je denkt dat de stelling een mening is en sta op als je denkt dat deze een feit is.

Het is raar om leraren met 'u' aan te spreken.

Slide 5 - Diapositive

Mening of feit?
Blijf zitten als je denkt dat de stelling een mening is en sta op als je denkt dat deze een feit is.

Van regen word je nat.

Slide 6 - Diapositive

Feit
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:

Onze school Mariënburg staat in Leeuwarden.
  • waar feit
Het adres van deze school is Achter de Hoven 10.
  • onwaar feit
 


Slide 7 - Diapositive

Mening
  • Wat iemand van iets vindt. 
  • Kun je eens of oneens mee zijn. 
  • Herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als; ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus n aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Slide 8 - Diapositive

Argument
  • Reden(en) waarom iemand een bepaalde mening heeft. 
  • Herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

Slide 9 - Diapositive

Opdracht
  • Lees de uitgedeelde tekst
  • Markeer in de tekst alle feiten 
  • Noteer meningen en bijbehorende argumenten uit de tekst.
Dit kan je bijvoorbeeld op de volgende manier doen:
Mening ...
-> argument 1
-> argument 2 -> extra onderbouwing of ter illustratie van het argument
-> argument 3
De -> staat voor ‘want’ of ‘omdat’.


timer
15:00

Slide 10 - Diapositive

Discussie
Bespreek met je buurman of -vrouw de door jou gevonden feiten, meningen en argumenten.
timer
5:00

Slide 11 - Diapositive