§2.2

§2.2
Begrippen:
  • Betaalrekening
  • Betaalpas
  • Creditcard
  • Transactieoverzicht
  • Saldo
  • Mutatie, debetsaldo, creditsaldo en creditrente
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

§2.2
Begrippen:
  • Betaalrekening
  • Betaalpas
  • Creditcard
  • Transactieoverzicht
  • Saldo
  • Mutatie, debetsaldo, creditsaldo en creditrente

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

De bankrekening
  • Zonder een eigen bankrekening met bankpas kun je niet aan het betalingsverkeer meedoen. 
  • Je kunt bijvoorbeeld niet betalen bij een betaalautomaat of pinnen bij een geldautomaat.
  • Alle betalingen en inkomsten zie je in het transactieoverzicht.
  • Daar staat waaraan je geld uitgeeft en wat er aan geld binnenkomt. 
  • Positief saldo: je hebt meer dan 0 euro.

Slide 3 - Diapositive

Betaalpas
Met een betaalpas of je mobiel kan je contactloos betalen tot €25,00 bij een betaalautomaat. Je kan hiermee onbeperkt pinnen bij een pinautomaat.

Slide 4 - Diapositive

Mutatiebalansen
Zoals je hebt gezien gaan er balansposten veranderen 

Als je elke keer de balans zou moeten aanpassen --> dat is veel schrijfwerk!!

Daarom mutatiebalansen: geeft alleen aan welke balansposten veranderen en met hoeveel

Wat betekent 'mutatie'? --> verandering

Slide 5 - Diapositive

Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen.

Slide 6 - Diapositive

Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand, krijg je een rekeningoverzicht van de betalingen met creditcard.

Daarna heb je de keuze om het openstaande
bedrag ineens te betalen of het bedrag in 
termijn terug te betalen.

Slide 7 - Diapositive

saldocontrole
debet :negatief saldo
credit `: positief saldo

Slide 8 - Diapositive

Saldo
Het bedrag dat op je bankrekening staat is je saldo

Via een bank-app kun je je saldo zien. 

Slide 9 - Diapositive

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening
  • hier krijg je creditrente over, wat positief is!

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • hier krijg je debetrente over, wat negatief is!

Slide 10 - Diapositive

Positief saldo = creditsaldo (afkorting PC)




Negatief saldo = debetsaldo 

Slide 11 - Diapositive

Als je een creditcard gebruikt, dan leen je geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een positief saldo noem je een... saldo
A
credit
B
debet

Slide 13 - Quiz

Tim heeft nu een negatief saldo.
1. Wat is hier een ander woord voor?
2. Wat moet je dan betalen?
A
1. rood staan 2. creditrente
B
1. rood staan 2. debetrente
C
1. blauw staan 2. debetrente
D
1. blauw staan 2. creditrente

Slide 14 - Quiz

Creditcard.
1. wat is een voordeel?
2. wat is een nadeel?
A
1. later betalen (lenen) 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)
B
1. veel geld hebben 2. er is geen nadeel
C
1. later betalen (lenen) 2. er is geen nadeel
D
1. veel geld hebben 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)

Slide 15 - Quiz