niet of geen

• NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatie
• MBO
• Studiejaar 1

geen of niet?

TaalCompleet A1  8.9
Geregeld spreken les 11

1. Antwoord met 'ja'

Wil je koffie?                              - Ja, ...
Houd je van vis?                        - Ja, ...
Heb je een fiets?                       - Ja, ...
Reis je met de bus?                  - Ja, ...
Schrijf je een brief?                   - Ja, ...
Ga je naar Rotterdam?             - Ja, ...
Kom je morgen op bezoek?   - Ja, ...
Lees je veel boeken?                 - Ja, ...
Is die auto oud?                         - Ja, ...

Geef antwoord op de vraag.

antwoord met 'Nee,...'

Wil je koffie?                              - Nee, ...

Houd je van vis?                        - Nee, ...

Heb je een fiets?                       - Nee, ...

Reis je met de bus?                  - Nee, ...

Schrijf je een brief?                   - Nee, ...

Ga je naar Rotterdam?             - Nee, ...

Kom je morgen op bezoek?   - Nee, ...

Lees je boeken?                          - Nee, ...

Is die auto oud?                          - Nee, ...

https:

GEEN

een woord met een

Meervoud zonder de

bij woorden die je niet kunt tellen

NIET

In alle andere situaties

nu jij !

Zeg na. (geen)

Zeg na. (niet)

Loopt hij naar de supermarkt?

(niet)

Rijd jij naar Groningen?

(niet)

Slaapt Peter vannacht op de bank?

(niet)

Kijk jij met je vriend naar voetbal?

(niet)

Mag ik een broodje?

(geen)

Heeft Maria morgen een vrije dag?

(geen)

Kopen wij een zak chips?

(geen)

Lezen jullie een mooi boek?

(geen)

Heeft u een mooie fiets?

(geen)

      nu met je WhatsApp

pak je telefoon 

Lees de zin
spreek je antwoord in op je WhatsApp

Kijkt hij met zijn dochter naar de film?

Nee, hij kijkt...

Heb jij een nieuwe broek?

Nee, ik heb...

Reist jouw vriendin met de trein?

Nee, zij reist...

Heb ik rood haar?

Nee, jij hebt...

Gaat de bus op tijd?

Nee, de bus...

Hebben jullie morgen les?

Nee, ...

Luister je naar muziek?

Nee, ...

Heeft Maxima blauwe ogen?

Nee, ...

Hebben wij brood in huis?

Nee, ...

Kook jij met je moeder?

Nee, ...

Staan - zitten - handen omhoog

Staan - zitten - handen omhoog

Iedereen gaat staan.
Luister naar de vraag van de docent.
Weet je het antwoord op deze vraag?
Ja                = zitten
Nee            = staan
Geen idee = handen omhoog

              Ja = zitten

           Nee = staan

Geen idee = handen omhoog

Eet de koning veel tomaten?

              Ja = zitten

           Nee = staan

Geen idee = handen omhoog

Betaal jij in de supermarkt
met je pinpas?

              Ja = zitten

           Nee = staan

Geen idee = handen omhoog

Heeft het buurmeisje een auto?

              Ja = zitten

           Nee = staan

Geen idee = handen omhoog

Regent het morgen?

              Ja = zitten

           Nee = staan

Geen idee = handen omhoog

Eten Nederlanders veel rijst?

Typ het antwoord.

geef antwoord met 'Nee, ...'

Hebben jullie morgen les?

Kijk je vaak televisie?

Hebben wij brood in huis?

Is de trui duur?

Drink jij koffie?

Begrijp je het?

Wat hoort samen?

Zoek het goede antwoord bij de vraag.

https: