Les 3.5 Het voltooid deelwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 4

Nederlands periode 3

Les 5

Vorige lessen:

• Tekstopbouw en samenhang
• Spelling verleden tijd

Vandaag: spelling van de voltooide tijd

Volgende keer: spelling 'Engelse' werkwoord in het Nederlands

Geef het voltooid deelwoord van dweilen

1. gedweild
2. gedweilt

De man is gisteren (trouwen)

1. getrouwdt
2. getrouwt
3. getrouwtd
4. getrouwd

We hebben feest (vieren)

1. gevierd
2. gevierdt
3. geviert

Wat is het voltooid deelwoord van
'proeven'
(zit de letter 'v' in 't kofschip?)

1. geproefd
2. geproeft
3. geproeven

Ik heb mijn huis (verven)

1. geverfd
2. ververvd
3. geverft
4. gevervdt

Hij (beleven) altijd wat.

1. beleeft
2. beleefd

We zijn gisteren (verhuizen).

1. verhuist
2. verhuisd

Is dat echt (gebeuren)?

1. gebeurt
2. gebeurd

Opa heeft vroeger veel (beleven).

1. beleeft
2. beleefd

Ik weet niet waarom dit (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurd