z29 26 juni

Wat gaan we doen vandaag:
  1. Herhaling vorige les
  2. Les over steden
  3. Opdrachten maken
  4. Woordenspel

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeISK

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag:
  1. Herhaling vorige les
  2. Les over steden
  3. Opdrachten maken
  4. Woordenspel

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je leren deze les:
  • Je hebt nieuwe woorden over de stad geleerd.
  • Je kan zinnen maken met moeilijke woorden.

Slide 2 - Diapositive

In Namibië regent het heel weinig

Leven hier veel of weinig mensen?
A
Er leven weinig mensen
B
Er leven veel mensen

Slide 3 - Quiz

In welke 2 klimaten leven weinig mensen?
A
Gematigd klimaat
B
Polair klimaat
C
Subtropisch klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 4 - Quiz

In welke 2 landen leven de meeste mensen?
A
Nederland en Amerika
B
China en Japan
C
India en China
D
Amerika en China

Slide 5 - Quiz

In Groenland is het heel koud

Leven hier veel of weinig mensen?
A
Er leven veel mensen
B
Er leven weinig mensen

Slide 6 - Quiz

De stad

Slide 7 - Diapositive

Welke woorden weet jij van steden?

Slide 8 - Carte mentale

De stad
We hebben geleerd dat de stad veel gebouwen heeft.
Het ziekenhuis en het vliegveld zijn gebouwen die vaak in een stad staan.

Een dorp heeft geen ziekenhuis en vliegveld.

Slide 9 - Diapositive

Het ziekenhuis

Slide 10 - Diapositive

Ben jij in een stad geboren?

Slide 11 - Question ouverte

De stad
  • Je reist naar de stad om te werken, of naar school te gaan.
  • Steden hebben veel werk.
  • Ook hebben steden universiteiten.
  • Als je naar een stad gaat, om er te wonen, dan ga je verhuizen.
  • Verhuizen = wonen op een andere plek

Slide 12 - Diapositive

Verhuizen

Slide 13 - Diapositive

De stad
  • In een stad zijn ook veel winkels.
  • In winkels kan je spullen kopen.

  • Een supermarkt is waar je voedsel (=eten) koopt.
  • In een winkelcentrum zijn heel veel winkels.
  • In een bioscoop kan je films kijken.
  • In de stad vind je deze gebouwen.

Slide 14 - Diapositive

Een winkelcentrum heeft veel winkels

Slide 15 - Diapositive

In een bioscoop kijk je films

Slide 16 - Diapositive

Reizen naar de stad
  • Je kan op veel manier reizen naar de stad:
  • We hebben geleerd dat steden een vliegveld hebben.
  • Ook kan je met de trein naar het treinstation reizen.
  • Met de metro reis je in de stad.
  • Of je reist met een taxi.

Slide 17 - Diapositive

Reizen met de trein

Slide 18 - Diapositive

Reizen met de metro

Slide 19 - Diapositive

Reizen met het vliegtuig

Slide 20 - Diapositive

Reis jij weleens met het vliegtuig?
A
Heel vaak
B
Soms
C
Bijna nooit
D
Nooit

Slide 21 - Quiz

In Nederland kan je ook met de boot varen

Slide 22 - Diapositive

Welk woord hoort bij dit plaatje?
A
Bioscoop
B
Supermarkt
C
Winkelcentrum
D
Wolkenkrabber

Slide 23 - Quiz

De treinstation of het treinstation?
A
Het treinstation
B
De treinstation

Slide 24 - Quiz

Welk gebouw is niet in een dorp?
A
Supermarkt
B
Kerk
C
Boerderij
D
Metrostation

Slide 25 - Quiz

Moeilijke woorden:

Het ziekenhuis
De universiteit
Verhuizen
De supermarkt
Het winkelcentrum
De bioscoop


Het vliegveld
De trein
Het treinstation
De metro
De taxi
De boot

Slide 26 - Diapositive

Opdrachten maken
  1. Maak opdrachten 6 en 7 uit het boek
  2. Maak daarna de vragen op het blad
  3. Ga als laatst bezig met het woordenspel

Slide 27 - Diapositive

Het woordenspel
  1. Knip de woorden uit met een schaar
  2. Leg ze op tafel
  3. Pak 1 woord en vraag wat het woord betekent

Doe dit bij elk woord, je moet zelf ook het woord raden.

Slide 28 - Diapositive

Wat ga je leren deze les:
  • Je hebt nieuwe woorden over de stad geleerd.
  • Je kan zinnen maken met moeilijke woorden.

Slide 29 - Diapositive

Volgende les vrijdag
We gaan verder met het hoofdstuk

Geen huiswerk :)

Slide 30 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci