3.4 Uitscheiding

3.4 Uitscheiding
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

3.4 Uitscheiding

Slide 1 - Diapositive

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Huiswerkopgaven checken + bespreken?
Herhaling vorige keer. 
Uitleg uitscheidingsstelsel.
Zelfstandig werken. 

Slide 2 - Diapositive

Herhaling van de vorige keer
timer
6:00

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je benoemt de delen en kenmerken van het uitscheidingsstelsel.
  • Je benoemt de functie van het uitscheidingsstelsel. 

Slide 4 - Diapositive

Ligging van de nieren en urineblaas
Via welk bloedvat komt zuurstof bij de
nieren?

Slide 5 - Diapositive

Delen van de nieren


(nierschors en niermerg)
Verwijderen de afvalstoffen,
te veel water, te veel zouten en
andere schadelijke stoffen > urine

(nierbekken)
Hier wordt de urine verzameld

(urineleider)
Vervoert urine naar de blaas

Slide 6 - Diapositive

Leven met zeer slechte nieren?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Zelfstandig werken 
Werk aan de opdrachten van 3.4. 1 t/m 8
Hier heb je 15 minuten voor.
Overleggen mag binnen je groepje
Uitkomst:
  • Je benoemt de delen en kenmerken van het uitscheidingsstelsel.
  • Je benoemt de functie van het uitscheidingsstelsel. 
Klaar? Vraag om het nakijkboekje. 
Succes! 

Slide 9 - Diapositive

Kijk naar het diagram van de afbeelding. Je ziet de invloed van de bloeddruk op:
• de hoeveelheid bloed die door de nieren stroomt
• de hoeveelheid urine die in de nieren ontstaat

Welke uitspraak over dit diagram is juist?
A
Als de bloeddruk gelijk blijft, wordt meer urine gevormd.
B
Als er meer urine ontstaat, stijgt de bloeddruk.
C
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer bloed er door de nieren stroomt.
D
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer urine er ontstaat.

Slide 10 - Quiz

Welk onderdeel vervoert het urine naar de blaas?
A
Nierbekken
B
Urineleider
C
Urinebuis
D
Niermerg

Slide 11 - Quiz

Welke deel of delen van de nier halen de afvalstoffen en overtollig zout en water uit het bloed?
A
Nierbekken en nierschors
B
Niermerg en nierbekken
C
Nierschors
D
Niermerg en nierschors

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
KGT
Wat? 
Hoe? 
Hulp? 
Klaar? 

Doelen:
Je benoemt de delen en kenmerken van het uitscheidingsstelsel.
Je benoemt de functie van het uitscheidingsstelsel. 
KGT
Wat? Lees 3.4 en maak 1 tot en met 9
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met de persoon naast je.
Hulp? Kijk in het boek, vraag aan je buur en kom daarna pas bij BRO
Klaar?
Nakijken!

timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag
KGT
Wat? 
Hoe? 
Hulp? 
Klaar? 

Havo
Wat? Lees 3.4 en maak 1 tot en met 8
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met de persoon naast je.
Hulp? Kijk in het boek, vraag aan je buur en kom daarna pas bij BRO
Klaar?
Nakijken!


Doelen:
Je benoemt de delen en kenmerken van het uitscheidingsstelsel.
Je benoemt de functie van het uitscheidingsstelsel. 
timer
5:00
KGT
Wat? Lees 3.4 en maak 1 tot en met 9
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met de persoon naast je.
Hulp? Kijk in het boek, vraag aan je buur en kom daarna pas bij BRO
Klaar?
Nakijken!

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk: opdrachten van 3.4 
Wat? Lees 3.4 en maak opgave 1 tot en met 9.
Hoe? Je mag overleggen met de persoon die naast je zit. 
Hulp? Kijk in je boek, vraag aan je buur, steek dan je vinger op.
Tijd? 15 minuten.

Klaar? Nakijken
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive