Lernliste Kapitel 3 BK
1 / 46
La durée de la leçon est: 25 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
A
Slide 2 - Quiz
Vertaal
de bus
de bus
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal
de plattegrond
de plattegrond
Slide 4 - Question ouverte
Vertaal
de rotonde
de rotonde
Slide 5 - Question ouverte
Vertaal
het station
het station
Slide 6 - Question ouverte
Vertaal
de brug
de brug
Slide 7 - Question ouverte
Vertaal
de halte
de halte
Slide 8 - Question ouverte
Vertaal
de hoek
de hoek
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal
het stoplicht
het stoplicht
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal
de tram
de tram
Slide 11 - Question ouverte
Vertaal
de kant
de kant
Slide 12 - Question ouverte
Vertaal
het dorp
het dorp
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal
het spoor
het spoor
Slide 14 - Question ouverte
Vertaal
instappen
instappen
Slide 15 - Question ouverte
Vertaal
nodig hebben
nodig hebben
Slide 16 - Question ouverte
Vertaal
oversteken
oversteken
Slide 17 - Question ouverte
Vertaal
overstappen
overstappen
Slide 18 - Question ouverte
Vertaal
te voet gaan
te voet gaan
Slide 19 - Question ouverte
Vertaal
uitstappen
uitstappen
Slide 20 - Question ouverte
Vertaal
vertekken
vertekken
Slide 21 - Question ouverte
Vertaal
zoeken
zoeken
Slide 22 - Question ouverte
Vertaal
bijna
bijna
Slide 23 - Question ouverte
Vertaal
daarginds
daarginds
Slide 24 - Question ouverte
Vertaal
dichtstbijzijnde / volgende
dichtstbijzijnde / volgende
Slide 25 - Question ouverte
Vertaal
rechtdoor
rechtdoor
Slide 26 - Question ouverte
Vertaal
weer
weer
Slide 27 - Question ouverte
Vertaal
fietsen
fietsen
Slide 28 - Question ouverte
Vertaal
nemen
nemen
Slide 29 - Question ouverte
Vertaal
45
45
Slide 30 - Question ouverte
Vertaal
89
89
Slide 31 - Question ouverte
Vertaal
67
67
Slide 32 - Question ouverte
Vertaal
23
23
Slide 33 - Question ouverte
Vertaal
76
76
Slide 34 - Question ouverte
Vertaal
51
51
Slide 35 - Question ouverte
Vertaal
100
100
Slide 36 - Question ouverte
die Seilbahn
A
het zeil
B
de kabelbaan
C
de baan
Slide 37 - Quiz
grossartig
A
groot
B
grotesk
C
geweldig
Slide 38 - Quiz
deshalb
A
want
B
dan
C
daarom
Slide 39 - Quiz
sich freuen
A
verheugen
B
vreugde
C
vuren
Slide 40 - Quiz
eng
A
eng
B
griezelig
C
nauw
Slide 41 - Quiz
nur
A
nu
B
slechts
C
maar
Slide 42 - Quiz
die Sicherheit
A
de zekerheid
B
de veiligheid
Slide 43 - Quiz
fertig
A
klaar
B
compleet
Slide 44 - Quiz
knapp
A
mooi
B
knap
C
krap
D
net
Slide 45 - Quiz
A
