Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Gedichten zijn gemakkelijk te begrijpen.
Slide 2 - Question ouverte
Een goed gedicht rijmt.
Slide 3 - Question ouverte
RAADGEDICHT
Slide 4 - Diapositive
Welk woord zou jij invullen?
Slide 5 - Carte mentale
Slide 6 - Diapositive
KEUZE VAN DE DICHTERES
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Wat is volgens jullie poëzie? Wat maakt een gedicht tot een gedicht?
Slide 9 - Carte mentale
Poëzie
<> Op een andere manier naar taal kijken. <> Vaak over een gebeurtenis of moment. <> Andere vorm: Kortere regels dan een in een gewoon stuk tekst (= versregels) Ander leestekengebruik Vaak strofen Veel wit <> Gedachten en gevoelens zijn belangrijk. <> Soms komt er rijm in voor.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
OPDRACHT
1. Loop rond en kies ze bij elk opgehangen gedicht één van de dikgedrukte woorden uit de spin. Dit doe je door de titel van het gedicht bij het betreffende woord te schrijven.
2. Vervolgens ga je in tweetallen zitten. Je krijgt alle gedichten nog eens op papier. Per gedicht bespreek je in tweetallen wie welk woord heeft gekozen en waarom.
Slide 12 - Diapositive
Ik ga graag aan de slag met het volgende 'genre':
HUMOR
LIEFDE
B-GENRE
(boos / bedroefd / bang)
Slide 13 - Sondage
Je zit nu in een groepje met klasgenoten die voor hetzelfde genre hebben gekozen. Jullie krijgen van je docent 3 gedichten die bij dit genre passen.
Je gaat nu eerst individueel de gedichten lezen.
Slide 14 - Diapositive
Verdiepen
1. Je begint bij het eerste gedicht.
Een groepslid leest voor, terwijl de rest meeleest. Zo leest iedereen 1x hardop een gedicht.
2. Nadat het gedicht voorgelezen is, begint het verdiepen.
De docent zet de timer op 8 minuten. In die 8 minuten pakken jullie om beurten een kaartje en lezen de vraag voor die erop staat. Degene die de vraag voorleest, beantwoordt hem ook (onderbouwd!); de andere groepsleden vullen eventueel aan. Na het beantwoorden van de vraag wordt het kaartje aan de kant gelegd.
3. Na 8 minuten geeft de docent een signaal dat alle kaartjes terug in de pot gehusseld mogen worden. Het volgende gedicht is nu aan de beurt. De werkwijze bij gedicht 2 en 3 is hetzelfde als die bij de vorige stappen.
Slide 15 - Diapositive
TOP 3
Maak voor jezelf een top 3 van de gedichten.
Probeer – met in je achterhoofd het kaartjesspel, de woordspin en beoordelingswoorden – te onderbouwen waarom het gedicht dat op nummer 1 staat, die positie heeft gekregen.