Examen schrijven - artikel

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Artikel 

Algemene informatie

• Examen schrijven 
• Het examen bestaat uit 3 schrijfopdrachten 
• Je krijgt 60 minuten om het examen te maken
• Je wordt beoordeeld op: inhoud, samenhang, afstemming doel en publiek, woordenschat en taalverzorging, structuur en vorm.

Beoordeling op inhoud 

• Tekst afstemmen op schrijfdoel. Je moet het schrijfdoel uit de opdracht afleiden.   
• Inleiding waarin onderwerp is aangekondigd, kern en slot
• In de opdracht worden inhoudelijke punten genoemd die terug moeten komen in jouw tekst
• Zelf (relevante) informatie bedenken om schrijfdoel te bereiken

Afstemmen op doel en publiek

• Tekst aanpassen aan doel (informeren, overtuigen, overhalen, amuseren, instrueren)
• Toon en woordgebruik aanpassen aan publiek
• Rekening houden met voorkennis van publiek 

Structuur

• Passende titel
• De volgorde van de informatie is logisch opgebouwd
• Tekst heeft logische alinea's - witregels

Taalverzorging

Taalfouten

• Formulering - woordkeuzefouten, zinsopbouw, te veel info in één zin.
• Spelling- fouten in werkwoordspelling -dt 
• Interpunctie - hoofdletter begin zin, weglaten leestekens

Voor je het artikel gaat schrijven

Schrijfplan artikel:

lees de tekst

bepaal je publiek

pakkende titel

wat komt er in je inleiding?

welke inhoudelijke punten moeten in de tekst komen? Hoe verdeel je je alinea's

wat schrijf je in je slot?

Een artikel bestaat uit 3 delen

Inleiding:  noem het onderwerp en probeer de lezer te interesseren. 

Middenstuk/ kern: deelonderwerpen en inhoudelijke punten uit de opdracht

Slot: conclusie, advies of samenvatting

inleiding: 

- aanleiding schrijven artikel

- voorbeeld van onderwerp

- vertel leuk kort verhaaltje van onderwerp

Inleiding	middenstuk	slot
aanleiding	alinea's	conclusie/advies
leuk, kort verhaaltje	belangrijkste info in eerste zin	deelonderwerp samenvatten
voorbeelden		toekomst

Alinea

Een alinea geef je aan met een witregel.

De verbanden tussen zinnen en alinea's maak je duidelijk met signaalwoorden. 

Signaalwoorden verbinden dus twee zinnen met elkaar. Daardoor word je tekst duidelijker. 

Mijn feest kon niet doorgaan, omdat ik ziek was geworden.

1. opsomming
2. voorbeeld
3. conclusie
4. reden- argument

Ten eerste vind ik Rotterdam een mooie stad en verder vind ik het een gezellige stad.

1. opsomming
2. oorzaak- gevolg
3. voorbeeld
4. reden- argument

In de kantine kan je verschillende broodjes kopen, bijvoorbeeld pistolets met kaas of bruine bollen.

1. opsomming
2. oorzaak- gevolg
3. voorbeeld
4. doel- middel

In de zomer is het weer wel lekker in Nederland, maar in de winter is het vaak erg koud.

1. opsomming
2. oorzaak- gevolg
3. tegenstelling
4. reden- argument

Opdracht

Lees het artikel omcirkel de signaalwoorden. Geef ook aan om welk verband het gaat.

Opdracht

Schrijf een artikel over der Voedselbank van minimaal 200 woorden en maximaal 300 woorden. De opdracht krijg je op papier. Lever de opdracht per mail in: [e-mail]